Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de Europese klimaatwet.

Indiener(s)
Aurélie Czekalski
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 616)

 
Datum ontvangst: 28/10/2020 Datum publicatie: 10/02/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 29/01/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
23/12/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Op 23 oktober heeft de Raad van de Europese Unie waarin de verschillende voor milieu bevoegde ministers zitting hebben, een akkoord bereikt over een gedeeltelijke algemene oriëntatie met betrekking tot het voorstel voor een Europese klimaatwet. Met het voorstel wordt beoogd de doelstelling van een klimaatneutrale EU in 2050, die in december 2019 door de Europese Raad is bekrachtigd, in wetgeving vast te leggen.

U vertegenwoordigde België.

Sta me toe u de volgende vragen te stellen:

- Wat was de boodschap die u voor België uitdroeg op deze bijeenkomst van de Raad van de EU?

- Wat zijn de gevolgen van deze Europese klimaatwet voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest?

- Hoe en wanneer zal deze wet in ons Gewest van toepassing zijn?

o Zullen er gevolgen zijn voor de Brusselaars en/of wat zullen de kosten zijn voor de Brusselaars?

- Hoe zal het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de doelstelling van een klimaatneutrale EU tegen 2050 halen?

o Wat zal er worden geïmplementeerd en tegen wanneer?
 
 
Antwoord    1/

Tijdens deze Raad van de ministers van Leefmilieu heeft België het Duitse voorzitterschap bedankt voor het compromisvoorstel en het uitstekende werk dat is verricht met betrekking tot de ontwerpverordening inzake de klimaatwet. Ons land heeft bovendien het ontwerp van de
gedeeltelijke algemene beleidslijnen dat toen op tafel lag, ondersteund. België was ook verheugd over de start van de trilogen in afwachting van het besluit over de herziene doelstellingen voor 2030 (dat later in december is aangenomen) en was met name verheugd over de verbetering van het begrip "klimaatneutraliteit", dat werd afgestemd op de definitie van het Akkoord van Parijs. We waren ook tevreden over de wijziging van artikel 3 om de procedure voor tussentijdse doelstellingen te verduidelijken. Tot slot heeft België het gebruik van negatieve broeikasgasemissieputten, die zogezegd nodig zijn om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken, aangekaart. Wij vonden het essentieel om ervoor te pleiten dat deze negatieve emissies moeten stoelen op veilige en betrouwbare methoden (zowel natuurlijk als technologisch), waarbij ook problemen met dubbeltellingen moeten worden vermeden. Aangezien dit punt niet duidelijk is in de voorgestelde klimaatwet, heeft België gevraagd om de standpunten van de Commissie over dit onderwerp te horen.

Mijn tussenkomst werd opgenomen aangezien dit openbare zittingen zijn. De video's zijn te vinden op de website van de Raad.


2/

Op 10/12/2020 kwam de Europese Raad van staatshoofden en regeringsleiders een bindende doelstelling overeen voor een nettoproductie in de EU van uitgestoten broeikasgassen, met name om uiterlijk in 2030 ten minste 55% minder broeikasgassen uit te stoten dan in 1990.

Op 17/12/2020 heeft de Raad van de EU die uit de ministers van Milieu bestaat de besprekingen over de ontwerpverordening inzake de Europese klimaatwet voortgezet en afgerond door er het akkoord dat de Europese Raad een week eerder had bereikt in op te nemen. De Raad beschikt aldus over een algemene beleidslijn voor de hele tekst.

Er zij echter op gewezen dat het wetgevingsproces nog niet is afgerond. Dit gaat verder met trilogen tussen de Commissie, de Raad en het Parlement dat amendementen kan voorstellen.

Hoe dan ook, de nieuwe doelstelling voor 2030 die momenteel wordt besproken, staat in schril contrast met de eerdere EU-doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen met 40% ten opzichte van 1990. Deze sterkere Europese ambitie zou dus ook gevolgen moeten hebben voor de klimaatdoelstelling van het BHG: dit bedraagt momenteel ten minste 40% tegen 2030 en in vergelijking met 2005, voor alle sectoren samen (ETS- en niet-ETS-sectoren).

In dit verband heeft de regering mij in haar besluit van 10/12/2020 gevraagd om een nota in te dienen met een geactualiseerde Brusselse doelstelling voor de vermindering van de directe uitstoot van broeikasgassen tegen 2030. Deze doelstelling moet verenigbaar zijn met de sterkere Europese doelstelling en de gevolgen daarvan voor de inspanningen van België en het aandeel van Brussel.

Tegelijkertijd zal het Brussels Gewest zijn klimaatbeleid moeten aanpassen aan een verhoogde klimaatambitie. Dit zal gebeuren via de uitvoering van het Lucht-, Klimaat- en Energieplan (LKEP), waarvan de kalender voor de goedkeuring van dit plan werd opgenomen in het ontwerp van de klimaatordonnantie. Het LKEP zal het belangrijkste gewestelijke planningsinstrument worden en zal als zodanig de Brusselse bijdrage aan het NEKP opnemen. Op die manier wordt een samenhangende en alomvattende gewestelijke publieke actie mogelijk.


3/

Aangezien de wet nog niet is aangenomen, kan ik u dus geen enkele aanwijzing geven over het tijdstip waarop deze in werking zal treden.


4/

De wet zal gevolgen hebben voor het Gewest.

De doelstellingen die momenteel in de tekst zijn opgenomen, worden vanaf vandaag voorbereid, aangezien ze zullen moeten gepaard gaan met grote inspanningen van de lidstaten met het oog op de decarbonisatie. Zoals ik hierboven heb uitgelegd, zou men binnenkort via een voorontwerp van het LKEP moeten beginnen nadenken over de manier waarop de doelstelling voor 2030 van het BHG zal versterkt worden en het Brussels beleid zal aangepast worden.

Bovendien zal de Commissie, indien de doelstellingen in het kader van de klimaatwet worden vastgesteld, een reeks wetgevingen moeten wijzigen om deze te bereiken. Zo zal de Commissie uiterlijk op 30 juni 2021 de relevante EU-wetgeving herzien, met inbegrip van de herziening en uitbreiding van de EU-regeling voor de handel in emissierechten, de aanpassing van de verordening inzake de verdeling van de inspanningen en het kader voor emissies door landgebruik, de versterking van het beleid inzake energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen en de aanscherping van de CO2-emissienormen voor wegvoertuigen. De herziening van deze instrumenten zal waarschijnlijk ook gevolgen hebben voor het Brussels Gewest.

De nieuwe doelstelling voor 2030 in de Europese klimaatwet is gebaseerd op een uitgebreide impactanalyse (https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/eu-climate-action/docs/impact_en.pdf) van de sociale, economische en milieueffecten. Uit de analyse blijkt dat deze aanpak realistisch en haalbaar is.

Op het niveau van ons Gewest heeft de regering, zoals ik al zei, mij onlangs gevraagd om een nota met een versterkte doelstelling voor Brussel 2030 over te maken. Deze analyse moet in de loop van dit jaar 2021 worden uitgevoerd en daarom kan ik u nog geen indicaties geven over de gevolgen voor de Brusselaars.

Het is in ieder geval de bedoeling het beleid inzake klimaat, energie en luchtkwaliteit tegen maart 2022 op geïntegreerde wijze te herzien, zodat de regering tussen maart 2022 en maart 2023 een nieuw LKEP kan raadplegen met het oog op de actualisering van het Belgische NEKP 2021-2030 waarvan conform de Europese verordening tegen juni 2023 het ontwerp en tegen juni 2024 de definitieve versie moeten afgewerkt worden.


5/

De aanpak voor 2050 is meer gericht op het formuleren van strategische doelstellingen die in overeenstemming zijn met de noodzaak om de broeikasgassen terug te dringen tot een niveau dat in overeenstemming is met de internationale verbintenissen en met name met het Akkoord van Parijs.

In dit stadium, met de onzekerheden die inherent zijn aan dit soort oefeningen, hebben maar weinig staten nauwkeurige en gekwantificeerde metingen voor zo'n lange tijdshorizon.

België heeft evenwel begin 2020, met de steun van de vier deelstaten (de 3 gewesten en de federale regering), overeenkomstig artikel 15 van de Europese Verordening 2018/1999 over de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, een eerste langetermijnstrategie voor 2050 opgesteld die het mogelijk maakt om nu al te streven naar een vermindering van de broeikasgassen in België van 85% tot 87% voor niet-ETS-emissies ten opzichte van 2005. Dit document maakt een onderscheid tussen de verschillende sectoren en is beschikbaar op de website van de NKC.

Op 17/12/2020 heeft de regering in tweede lezing ook een voorontwerp van klimaatordonnantie aangenomen waarin de doelstelling is vastgelegd om de directe uitstoot van broeikasgassen in het Gewest tegen 2050 met ten minste 90% te verminderen ten opzichte van 2005.

Het LKEP, dat voortaan het NEKP zal voeden, zal precieze en gekwantificeerde maatregelen moeten nemen die ons toelaten deze langetermijndoelstelling te bereiken.

Het Comité van onafhankelijke deskundigen dat de regering wenst op te richten en concreet in 2021 wenst tot stand te brengen, zal ervoor zorgen dat dit ambitieuze traject met het oog op de decarbonisatie wordt opgevolgd.


6/

Ik ben zo vrij naar mijn voorgaande antwoorden te verwijzen.