Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de verlaging van de onroerende voorheffing wegens Covid-19

Indiener(s)
Sevket Temiz
aan
Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 271)

 
Datum ontvangst: 06/01/2021 Datum publicatie: 11/03/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 01/03/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
02/02/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Gezien de grote gevolgen van de crisis voor de economie (banenverlies, winkelsluitingen, verminderde economische vooruitzichten, enz.) heeft de overheid de verhuurders om begrip voor de crisis gevraagd door hen te vragen compromissen met hun huurders te sluiten, soms door een maand huur kwijt te schelden, soms twee of meer, afhankelijk van het geval. Sommigen speelden het spel mee, anderen konden dat niet omdat zij maandelijks een hypothecaire lening moesten afbetalen.

Graag een antwoord op volgende vragen :

- Heeft uw kabinet voorzien in een vermindering van de onroerende voorheffing voor de verhuurders die de huur van hun residentiële huurders in het kader van Covid-19 hebben kwijtgescholden? Zo ja, kunt u mij vertellen wat de voorwaarden zijn? Zijn deze eventuele verminderingen van de voorheffing ook van toepassing op handelscontracten?
- Indien er geen vermindering van de onroerende voorheffing voor de verhuurders is, welke andere maatregelen hebt u dan gepland om hen te helpen?
 
 
Antwoord    In antwoord op deze vraag aangaande een eventuele vermindering van de onroerende voorheffing wanneer de eigenaar-verhuurder bereid is de huur te verlagen, kan ik de geachte Volksvertegenwoordiger het volgende mededelen.

We kunnen alleen maar toejuichen dat sommige verhuurders de huur willen kwijtschelden van zij die ernstig getroffen zijn door de covid-maatregelen. Of dat een schuldeiser afziet van een factuur. De vraag is in hoeverre het gewest zulke initiatieven kan ondersteunen via de onroerende voorheffing.

Met het oog op een gelijke behandeling zou een tegemoetkoming op het vlak van de onroerende voorheffing, in voorkomend geval, ook moeten worden toegekend aan eigenaar-bewoners. Deze laatsten kunnen immers ook zwaar getroffen zijn door de huidige sanitaire crisis.

Een ander aandachtspunt is dat de doeltreffendheid van zo’n tegemoetkoming voor huurders sterk afhankelijk is van de goodwill van de verhuurder. Niet alle verhuurders zullen immers geneigd zijn om van de huur af te zien (om financiële of andere redenen). Het risico bestaat dat er twee spanningsvelden ontstaan: één tussen de huurder en zijn onwillige verhuurder, en één tussen gelijksoortige huurders, maar met verschillende eigenaars die niet allemaal even tegemoetkomend zouden zijn.

Bovendien zijn er tal van operationele hinderpalen die van een dergelijke fiscale steunmaatregel een administratief kluwen zouden kunnen maken.

De onroerende voorheffing is een belasting op basis van de toestand op 1 januari van het betrokken belastingjaar. Wanneer dus in de loop van het jaar het goed van eigenaar wisselt en de nieuwe eigenaar afstand doet van de huur, is er geen verband meer met de belasting, aangezien de nieuwe eigenaar voor het betrokken belastingjaar niet als belastingplichtige wordt aangemerkt.


Er zijn nog andere praktische bezwaren: de vermindering zal altijd handmatig en na verzending van het aanslagbiljet moeten worden aangevraagd, aangezien de beschikbare gegevensbronnen niet altijd de nodige gegevens bevatten. Dit zou betekenen dat Brussel Fiscaliteit, indien nodig, duizenden bijkomende verzoeken om vermindering zou moeten verwerken en controleren, om nog maar te zwijgen van de bijkomende klanteninteracties indien er huurders bij betrokken worden, terwijl mijn administratie de laatste jaren sterk de nadruk heeft gelegd op een maximale automatisering van het belastingproces, om de inningskosten en het aantal klanteninteracties te verminderen.

Ook de toetsing van de voorwaarden zou problematisch zijn. Wat bijvoorbeeld de handelszaken betreft zijn de kadastrale gegevens niet altijd up-to-date en vertonen te veel lacunes om objectief na te kunnen gaan welk (deel van een) perceel vandaag wordt gebruikt voor welke doeleinden. Brussel Fiscaliteit is dus niet systematisch op de hoogte van de huidige bedrijfsactiviteit, wat impliceert dat ze niet altijd de precieze duur van de sluiting kent om de correcte vermindering te kunnen toekennen (bv. een discotheek is al langer gesloten dan een restaurant, een restaurant dan weer langer dan een kledingzaak etc...). Andere sectoren (bv. hotels) werden dan weer niet gesloten, maar hebben vandaag weinig of geen klanten.


Als dit alles manueel moet worden beoordeeld, vergroot dit in sterke mate de operationele werklast en stijgt s het risico op een ongelijke behandeling in gelijkaardige situaties.

Daarnaast worden er andere voorwaarden geopperd, zoals de steun te beperken tot zij die voor de crisis nog in goede financiële omstandigheden verkeerden. Brussel Fiscaliteit heeft geen toegang tot een authentieke bron om dit op een efficiënte manier na te gaan. Dit maakt zo’n voorstel fraudegevoelig en alleszins zeer arbeidsintensief om te controleren.


Er stellen zich niet alleen operationele problemen (zoals de manuele verwerking van alle aanvragen), maar een vermindering heeft ook een belangrijke budgettaire kost, en dan vooral op de gemeentelijke financiën daar de onroerende voorheffing voor het grootste gedeelte uit gemeentelijke opcentiemen bestaat.

Samengevat, er zijn dus zoveel verschillende situaties mogelijk dat we, los van het budgettaire aspect, operationeel enkel een algemene verlaging van de onroerende voorheffing zouden kunnen bewerkstelligen. Zo’n algemene verlaging is evenwel terecht vatbaar voor kritiek omdat ze geen rekening houdt met individuele omstandigheden en daarom allesbehalve billijk is.

Een financiële steunmaatregel via de onroerende voorheffing organiseren is dus zeer duur terwijl we weinig garanties hebben dat de middelen terecht komen bij wie deze het meest nodig hebben. De andere gewesten hebben tot dusver ook geen onroerende voorheffing kwijtgescholden.


Op dit ogenblik gaat op het niveau van Brussel Fiscaliteit de prioriteit dus uit naar het vinden van snelle oplossingen (zoals de Covid-19 premie voor huurders en de verlenging van de betaaltermijnen) voor solvabiliteitsproblemen teneinde deze crisis te overleven, met in het achterhoofd dat de middelen van het gewest niet onbeperkt zijn.

De Regering heeft reeds een belangrijke reeks maatregelen genomen in deze uitzonderlijke situatie, die inherent al chaotisch genoeg is. Het lijkt me daarom wenselijk dat we zoveel als mogelijk voorkomen dat we nog meer chaos creëren, zowel in hoofde van de administratie als tussen particulieren – door onuitvoerbare maatregelen te willen invoeren.

De eigenaar die zijn huurder wil ondersteunen, kan dat autonoom doen en wanneer de eigenaar niet bereid is om zijn huurders te helpen, zullen deze laatsten ook geen baat hebben bij de voorgestelde steunmaatregel.