Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de ketenaanpak omtrent intrafamiliaal geweld en de rol van Family Justice Centers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 534)

 
Datum ontvangst: 14/01/2021 Datum publicatie: 29/04/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 28/04/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
29/03/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    In de beleidsverklaring staat te lezen dat de Brusselse Regering de strijd wil aanbinden met alle vormen van geweld en discriminatie. In een van de daaropvolgende passages stelt men het volgende: “[De Regering wil] de opvang van slachtoffers van partnergeweld verbeteren en het beleid inzake geheime vluchthuizen voor vrouwen versterken in samenwerking met de andere gewesten.”

De strijd tegen partnergeweld en alle andere vormen van intrafamiliaal geweld verdient inderdaad een kordate aanpak binnen ons Gewest. Bovendien waarschuwt men tevens sinds het begin van de coronacrisis al voor een toename van het aantal gevallen, onder meer omdat tijdens de afgelopen lockdownperiode verschillende uitlaatkleppen wegvielen.

In Vlaanderen bestaan hieromtrent reeds de zogeheten ‘Family Justice Centers’ van Veilig Thuis, de koepelterm voor initiatieven in verschillende Vlaamse regio’s die zich richten op gezinnen waar meermaals geweld voorkomt, sprake is van een meervoudige problematiek of onveiligheid is voor directe en indirecte slachtoffers (zoals kinderen). Veilig Thuis is een samenwerkingsvorm tussen diensten die werken met gezinnen waar er geweld is. Vaste partners zijn politie, parket, Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW), jeugdbescherming, OCMW… Eén van de mogelijke oplossingen daarbij bestaat uit het voorzien van een zogeheten ‘Family Justice Center’, waar verschillende diensten op één plek gevestigd worden. De kern van het concept is om slachtoffers een beter, gecoördineerde dienstverlening aan te bieden. Het doel is om geweld te stoppen en verdere escalatie te voorkomen.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Omtrent de problematiek van huiselijk en intrafamiliaal geweld, welke taakverdeling wordt daarbij gehanteerd tussen de bevoegdheden rond Preventie en Veiligheid enerzijds en Gezondheid anderzijds?
- Hebben jullie reeds opdracht gegeven om te onderzoeken of er ook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een Family Justice Center kan worden opgericht? Zo ja, welke organisaties werden hierbij betrokken (zowel qua medewerking aan het onderzoek als naar medewerking rond een eventuele oprichting van een dergelijk centrum) en welke bevindingen of conclusies kwamen hieruit voort? Indien deze positief waren: welke stappen werden er reeds genomen richting de oprichting van een Family Justice Center? Welke locaties komen hiervoor in aanmerking? Welke middelen zal het Gewest en/of de GGC hiertoe vrijmaken? Zal er hieromtrent een convenant worden gesloten tussen de verschillende betrokken actoren?
- Welk structureel overleg bestaat er omtrent deze problematiek tussen de intra-Brusselse taskforce omtrent huiselijk en familiaal geweld dat onder de bevoegdheid Gelijke Kansen van Staatssecretaris Nawal Ben Hamou werd opgericht en de GGC? Welke andere actoren of organisaties worden hier eveneens bij betrokken? Welke vaststellingen of bezorgdheden komen hieruit voort?
- Welk structureel overleg bestaat er omtrent deze problematiek tussen het Brussels gewestelijk niveau / de GGC en het federale niveau en de andere Gemeenschappen? Kunnen jullie duiden wat er daarbij op de agenda staat bij deze besprekingen?
 
 
Antwoord    Zoals bleek uit de analyse van het Brussels Observatorium voor Preventie en Veiligheid rond COVID-19 en familiaal geweld, legt de huidige gezondheidscrisis de pijnpunten rond familiaal geweld in diverse domeinen bloot. De nood aan samenwerking tussen de sectoren wordt zo nog groter.


Uit het onderzoek bleek dat in complexe gevallen van familiaal geweld overleg tussen de diensten dermate cruciaal is dat het escalaties tot heel ernstig geweld en vrouwenmoord kan voorkomen.


Daarom heb ik in het Brussels plan ter bestrijding van geweld tegen vrouwen een maatregel opgenomen rond
de intersectorale aanpak van familiaal geweld. Deze aanpak bestaat erin om in complexe gevallen van familiaal geweld, binnen een welomschreven wettelijk kader overleg te organiseren tussen actoren betrokken bij een situatie van familiaal geweld: organisaties uit het werkveld, politie, parket, opvangcentra, sociale diensten, justitiehuizen, enz.


De bedoeling is om eerst van start te gaan met een proefproject hierrond, binnen een beperkte geografische perimeter (bijvoorbeeld 1 politiezone) en voor een bepaalde periode (bijvoorbeeld 1 jaar).

Dit project zal zich laten inspireren door wat er gebeurt in de andere gewesten van het land (o.m. de initiatieven die u vermeldt in uw vraag), zonder er een kopie van te zijn. Wat de initiatiefnemers van het project willen is namelijk een
project op maat van Brussel, geënt op de structuren van ons gewest en met respect voor de eigenheden van de Brusselse context.

Deze maatregel wordt gecoördineerd door Brussel Preventie en Veiligheid en equal.brussels, die een “kerngroep” voorzitten met het Parket, de politiezone Brussel-Hoofdstad-Elsene, de justitiehuizen en enkele vertegenwoordigers van het werkveld. Een twintigtal organisaties heeft al een “intentieverklaring” ondertekend waarmee ze hun interesse voor het project bevestigden, en momenteel werken BPV en equal.brussels aan een voorstel betreffende de planning en taakverdeling voor de volgende stappen. De laatste vergadering vond eind maart plaats.

Het is belangrijk om te benadrukken dat de werking van een FJC veel verder gaat dan een intersectorale samenwerking alleen: in zo’n centrum werken de diensten op één plek met elkaar samen, hetgeen een grote kentering in hun huidige werking vereist. Naar een multidisciplinair centrum toewerken zou één van de conclusies kunnen zijn van het proefproject “intersectorale aanpak”, maar dat is volledig afhankelijk van de evaluatie van dat project.


Wat betreft de intra-Brusselse task force: deze vergadering is in februari van dit jaar voor het laatst samengeroepen, met vertegenwoordigers van mijn kabinet, dat deze task force voorzit, de kabinetten Maron-Trachte, Vervoort en Vanden Brandt, het CAW, het Centre de prévention des violences conjugales et intrafamiliales, de fédération des maisons d'accueil AMA, BPV, equal en de Federatie van OCMW’s.


Tijdens deze vergadering:

- Is het initiatief besproken om apothekers te betrekken in de strijd tegen familiaal geweld;
- Werd feedback verzameld over het project om een meertalige brochure rond intrafamiliaal geweld te maken;

- En werd de studie van het Brussels Observatorium voor Preventie en Veiligheid rond COVID-19 en intrafamiliaal geweld besproken.
Via deze task force onderhoud ik dus ook regelmatig contact met de collega's die binnen de GGC rond familiaal geweld werken.
Zoals ik wou, wordt deze task force ook na Covid voortgezet, en ik neem regelmatig contact op met de leden ervan om hen te raadplegen over lopende initiatieven en projecten.


Betreffende de contacten met de andere gemeenschappen en gewesten: deze vinden plaats op verschillende manieren, namelijk:

- Via de IMC Vrouwenrechten. Hier heeft het thema ‘geweld’ een prominente rol gekregen, o.m. door de gevolgen van de gezondheidscrisis. Zoals u bovendien weet, vormde dit thema de leidraad van mijn hele eerste jaar als voorzitter;

- Via het Nationaal actieplan ter bestrijding van alle vormen van gendergerelateerd geweld, dat gecoördineerd wordt door het Instituut voor Gelijkheid tussen Vrouwen en Mannen. Er wordt momenteel een nieuw actieplan voorbereid. In dat verband staat equal.brussels in voor de linken met het Brussels actieplan ter bestrijding van geweld tegen vrouwen.


Wat de taakverdeling tussen BPV en het domein gezondheid betreft: het is aan de bevoegde ministers, namelijk minister Alain Maron, bevoegd voor Gezondheid in de GGC en Rudi Vervoort, minister-president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, om deze deelvraag te beantwoorden.