Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de inventarissen van opmerkelijke graven

Indiener(s)
Françoise Schepmans
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 415)

 
Datum ontvangst: 22/03/2021 Datum publicatie: 24/06/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 28/05/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
26/04/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Ik heb u onlangs een vraag gesteld over de onterende behandeling van het graf van luitenant-generaal Piron, een held uit de Tweede Wereldoorlog. U deelde me mee dat "Urban.brussels" bezig was met een inventaris van belangrijke en opmerkelijke graven.

Staat u mij daarom toe enerzijds mijn onbeantwoorde vragen te herhalen en anderzijds meer te weten te komen over dit lopende project.

Hier zijn mijn vragen:

1. Heeft u gehoord van andere beschadigingen van de graven van onze helden in het Gewest? Welke zijn dat en waar zijn ze gebeurd?

2. Heeft u ooit de graven van helden in het buitenland bezocht? Hoe verklaart u het verschil in behandeling tussen verschillende landen, bepaalde buitenlandse steden en zelfs Belgische gemeenten?

3. Het Urban.brussels project is aan de gang, kunt u ons zeggen in welke fase het zich bevindt?

4. Heeft u een budget voor deze opdracht, en zo ja, welk? Welk soort overheidsopdracht is ingesteld en aan wie is deze gegund? Heeft u een tijdschema voor de voltooiing?

5. Eindigt het project met de inventarisatie of heeft u acties op touw gezet om onze helden bekender te maken?



 
 
Antwoord    Over het algemeen valt het beheer van de begraafplaatsen hoofdzakelijk onder de bevoegdheid van de gemeenten (zie de nieuwe Brusselse ordonnantie van 29/11/2018 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, die voor Brussel de wet van 1971 vervangt, waarvan ze de basisprincipes, zoals het onderhoud van de graven dat op hun concessiehouders berust (art.13), overneemt. Bepaalde begraafplaatsen zijn overigens beschermd als landschap of als geheel, terwijl bepaalde herdenkingsmonumenten of bijzondere graven als monument worden beschermd.
Vandalisme en andere beschadigingen in begraafplaatsen worden in de eerste plaats door de gemeentelijke diensten geïdentificeerd en opgevolgd. Het gewestelijke bestuur bevoegd voor erfgoed heeft daar in elk geval geen specifieke informatie over gekregen voor wat de beschermde begraafplaatsen betreft.

De verschillende behandelingen kunnen worden verklaard door de verschillen in statuut en aanpak en door de gevoeligheden van de autoriteiten en de bevolking.
Zoals aangegeven in de eerste vraag behoort het begraafplaatsenbeheer tot de bevoegdheden van de gemeenten of de intercommunales. Op gewestelijk vlak vallen “begraafplaatsen en graven” onder de bevoegdheden van Brussel Plaatselijke Besturen, dat de voogdij over de gemeenten uitoefent. Het federale Ministerie van Defensie en het daaronder vallende WHI spelen wel ook een belangrijke rol bij het beheer van bepaalde militaire sites en herdenkingssites van oorlogshelden.
Ongeveer de helft van de oorlogsslachtoffers heeft een laatste verblijfplaats in een van de 21 militaire begraafplaatsen of in een van de 80 ereperken van de gemeentelijke begraafplaatsen. Het beheer ervan ging in 1928 van Defensie naar Binnenlandse Zaken, waarna het in 2004 weer in handen van Defensie kwam. In 2013 werd een uitgebreid restauratieprogramma van 21 militaire begraafplaatsen afgerond. Het onderhoud van de groene ruimten werd uitbesteed aan burgerbedrijven en de dichtstbijzijnde militaire kwartieren verzekeren de supervisie ervan, in samenwerking met de afdeling oorlogsgraven van het Instituut voor veteranen - Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers (IV-NIOOO) (in 2017 opgenomen in het WHI).
Het beheer van de ereperken wordt door Defensie aan de plaatselijke besturen uitbesteed. Daarvoor wordt een tegemoetkoming gestort.
De verschillende behandelingen kunnen dus worden verklaard door diverse factoren en variabelen:
· Met name in het buitenland behoren bepaalde militaire begraafplaatsen soms toe aan de landen waar de aan het front gesneuvelde soldaten van afkomstig zijn (in het Vlaams Gewest, maar ook in Normandië bijvoorbeeld), of worden ze beheerd door de nationale of federale overheden (Ministerie van Defensie, zoals het nieuwe WHI in België).
· Er werden herdenkingsmonumenten opgericht binnen de begraafplaatsen en in de gemeentelijke openbare ruimtes, die waarschijnlijk tot het gemeentelijke beheer of vaderlandslievende verenigingen behoren.
· Veel soldaten werden terug aan hun familie overgedragen en begraven in privégraven die door de families worden onderhouden, net als de militairen die na de oorlog overleden (dat maakt het voorwerp uit van de WHI-campagne “Onze vergeten helden”).
Van die monumenten en graven zijn er slechts een paar beschermd als monument of landschap, net als bepaalde delen van begraafplaatsen. De plicht om die goederen te onderhouden en in goede staat te bewaren, blijft ten laste van de eigenaars, beheerders of concessiehouders, die onder bepaalde voorwaarden evenwel gewestelijke subsidies kunnen krijgen.

In 1997 werd een inventaris opgesteld en gepubliceerd door Cécilia Vandervelde. Die werd sindsdien evenwel niet meer officieel bijgewerkt. Urban kan de lijst met beschermde graven en begraafplaatsen of beschermde delen van begraafplaatsen samenstellen, maar stelt momenteel geen specifieke inventaris van het funeraire erfgoed op aangezien verschillende gemeentes over een inventaris beschikken of er een voorbereiden voor hun begraafplaatsen.