Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende Covid-compensaties voor feitelijke verenigingen

Indiener(s)
David Weytsman
aan
Barbara Trachte, staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Economische Transitie en Wetenschappelijk Onderzoek (Vragen nr 394)

 
Datum ontvangst: 03/05/2021 Datum publicatie: 19/07/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 07/07/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
28/05/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Sommige foorkramers vormen feitelijke verenigingen om hun activiteiten te vergemakkelijken. Vandaag zouden de feitelijke verenigingen niet voldoen aan de criteria om Covid‑compensaties van het Brussels Gewest te krijgen.

1. Kunt u deze informatie bevestigen?
2. Zo ja, waarom hebt u die keuze gemaakt?
a. Denkt u thans aan een manier om die situatie te veranderen? Op welke manier?
3. Zo neen, welke compensaties bestaan er op gewestelijk niveau?
a. Acht u ze voldoende en voldoende bekend bij de feitelijke verenigingen?
 
 
Antwoord    De besluiten die de voorwaarden bepalen met betrekking tot de COVID-premies vinden hun rechtsgrondslag in de ordonnantie van 3 mei 2018 betreffende de steun voor de economische ontwikkeling van ondernemingen. Dit betekent dat zij uitsluitend volgens de definitie van de ordonnantie en de Europese wetgeving aan een “onderneming” kunnen worden toegekend. De ordonnantie bepaalt dat de begunstigde over een vestigingseenheid op het grondgebied van het Gewest alsook over menselijke middelen en eigen goederen die hem specifiek zijn toegewezen dient te beschikken. De begunstigde is de, aan BTW onderworpen, natuurlijke of rechtspersoon, die steun aanvraagt of ontvangt (artikel 2, lid 10).