Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de levering van A400M-onderdelen met als bestemming Turkije.

Indiener(s)
Juan Benjumea Moreno
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 449)

 
Datum ontvangst: 03/05/2021 Datum publicatie: 19/07/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 07/07/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
28/05/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    In februari antwoordde u op mijn schriftelijke vraag over de betrokkenheid van het defensiebedrijf Sabca in het A400M-programma. Ik wil u bedanken voor de bevestiging dat het Brussels gewest geen exportvergunningen levert voor leveringen van wapens met Turkije als eindbestemming.

Daarnaast bevestigde u echter ook dat Sabca nog steeds vleugelonderdelen levert voor de Turkse A400M’s, maar dat het onduidelijk is voor welk partnerland een specifiek onderdeel dat geassembleerd wordt op een vliegtuig zal dienen. De afspraken omtrent de levering van deze onderdelen zouden door door de federale overheid worden gemaakt in OCCAR-verband.

Sindsdien verscheen een VN-expertenrapport over Libië waarin nogmaals wordt bevestigd dat de A400M wordt ingezet door Turkije in Libië. De VN-expertgroep noemt dat een schending van het VN-wapenembargo:
“As these are military aircraft their landings at Libyan airports means that Turkey has violated paragraph 9 of resolution 1970 (2011) regardless of whether or not their military cargo aircraft transferred arms or military equipment to Libya.”

Artikel 36 van de wapenhandelordonnantie stelt dat een vergunning wordt geweigerd als “de toekenning ervan strijdig is met […] de internationale verplichtingen van België en haar verbintenissen om wapenembargo's van de VN, de Europese Unie en de OVSE te doen naleven.”

Het grootste deel van de A400M's is al geleverd, maar in 2022 zou Turkije nog een laatste vliegtuig ontvangen.

Kan u daarom antwoorden op de volgende vragen:

* Wat is de uitkomst van de gesprekken die de staatssecretaris heeft gehad met het federaal en het Waalse en Vlaamse gewest? Werd er een positie afgestemd om zich te verhouden ten opzichte van het door het Finse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie voorgelegde wapenembargo?
* Onder welke type licentie werden deze onderdelen vergund? Gaat het over een algemene of individuele vergunning?
* Op welke manier is de staatssecretaris van plan te voldoen aan de wettelijke verplichtingen zoals voorzien onder artikel 36 van de wapenhandelordonnantie? Is de minister bereid om aan alle uitvoer van onderdelen bestemd voor de assemblage van de A400M een wederuitvoerbeperking te hechten die uitvoer naar Turkije niet toelaat?
 
 
Antwoord    Op 7 april 2021 heb ik een schrijven gericht aan mevr. Sophie Wilmès, federaal minister van Buitenlandse Zaken, om de problematiek uiteen te zetten en de minister bewust te maken van de situatie ten opzichte van de Turkse NAVO-partner en het gebruik van zijn A400M-vliegtuigen voor troepenvervoer in Libië. Tot op heden heb ik hierop nog geen antwoord ontvangen.

Wat betreft het embargo waarover u het heeft en dat in oktober 2019 onder het voorzitterschap van Finland werd voorgesteld, willen wij u eraan herinneren dat de Europese partners dat niet hebben aangenomen. In die zin is de situatie alleen maar kunnen blijven zoals ze is, nl. dat de gewesten elk bevoegd blijven om vergunningen af te leveren voor vuurwapens voor burgerlijk gebruik, voor defensieve middelen en voor goederen en technologieën voor tweeërlei gebruik. We kunnen bevestigen dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sinds dat moment geen enkele vergunning voor defensiegerelateerde producten aan Turkije heeft afgeleverd.

Het gaat om een individuele vergunning. De ordonnantie van 20 juni 2013 betreffende de in-, uit-, doorvoer en overbrenging van defensiegerelateerde producten, ander voor militair gebruik dienstig materiaal, ordehandhavingsmateriaal, civiele vuurwapens, onderdelen, toebehoren en munitie ervan (ook wel Wapenordonnantie genoemd) voorziet onder bepaalde voorwaarden in de mogelijkheid een algemene vergunning te krijgen, maar die werd door de aanvrager niet gevraagd. We kunnen zelfs verduidelijken dat sinds de inwerkingtreding van voornoemde ordonnantie de cel vergunningen voor wapens en goederen voor tweeërlei gebruik van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel geen enkele algemene vergunning heeft afgeleverd.
In dit geval gaat het om een vergunning met als bestemming het Verenigd Koninkrijk. Vervolgens worden de in het Verenigd Koninkrijk geassembleerde goederen heruitgevoerd naar Spanje (lidstaat van de Europese Unie), dat soeverein oordeelt, wat in de praktijk betekent dat deze staat niet gebonden is aan de bepalingen van de Wapenordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Concreet is het aan de Spaanse autoriteiten die belast zijn met het toekennen van vergunningen om hun eigen analyse te maken en een uitvoer naar een derde land toe te staan of te weigeren. Krachtens de Europese verdragen worden de Spaanse autoriteiten beschouwd als gelijkwaardig aan de autoriteiten van de andere lidstaten en zij moeten de bepalingen doen toepassen van het Besluit (GBVB) 2019/1560 van de Raad van 16 september 2019 tot wijziging van gemeenschappelijk standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie.

Het is ook belangrijk te verduidelijken dat de vergunningen die het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegekend heeft aan het Verenigd Koninkrijk, vergunningen zijn die helemaal aan het begin van een algemene assemblageprocedure optreden. In die fase van de assemblage is het onmogelijk te bepalen voor welk vliegtuig (en dus voor welk land) de in het Verenigd Koninkrijk geassembleerde onderdelen zullen zijn bestemd. Dit werd tijdens contacten in februari 2021 bevestigd door de nationale directeur van defensiebewapening.

Dat betekent dat een weigering van een vergunning met als reden dat Turkije de potentiële bestemmeling zou kunnen zijn, alle partners van OCCAR (Organisation conjointe de coopération en matière d'armement - gezamenlijke organisatie voor samenwerking op defensiematerieelgebied) zou straffen, waaronder België. Een eventuele weigering van de vergunning zou ingaan tegen de geest van OCCAR en zal zorgen voor diplomatieke problemen. Vandaar dat ik de federale minister heb gevat.