Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende De huurtoeslag voor een bovenmatige woning in de sociale huisvestingssector

Indiener(s)
Joëlle Maison
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 617)

 
Datum ontvangst: 10/05/2021 Datum publicatie: 19/07/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 02/07/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
07/06/2021 Ontvankelijk p.m.
01/07/2021 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag    Uit de laatste statistieken van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij (BGHM) blijkt dat in 2020 5,01% van de sociale woningen die door de Openbare vastgoedmaatschappijen (OVM) worden beheerd, als bovenmatig kan worden beschouwd, wat betekent dat zij, rekening houdend met de samenstelling van de huurderhuishoudens, ten minste twee kamers meer tellen dan wat is bepaald in artikel 3 van het "huurbesluit" van 26 september 1996.

Ik zou u de volgende vragen willen stellen:

1. Hoeveel kandidaat-huurders moeten volgens de statistieken van de BGHM per 31 december 2020 momenteel huurtoeslag betalen voor bovenmatige woningen? Kunt u ons voor elk van de zestien OVM's het aantal huurders meedelen dat deze huurtoeslag moet betalen?
2. Kunt u ons zeggen wat het gemiddelde maandelijkse bedrag is van de huurtoeslag voor bovenmatige woning?
3. Hoeveel sociale huurders die een bovenmatige woning bewonen, zijn momenteel vrijgesteld van de betaling van de huurtoeslag omdat:
- Het huishouden een persoon van 60 jaar of ouder telt;
- Het huishouden een persoon met een handicap telt;
- De woning een kamer heeft met een oppervlakte van minder dan zes vierkante meter;
- De huurder bij de OVM een mutatieaanvraag heeft ingediend naar een aan de samenstelling van zijn of haar huishouden aangepaste woning;
- Op 1 januari 2016 kon de woning als aangepast worden beschouwd volgens de normen die golden vóór 1 januari 2015?
 
 
Antwoord    De door de BGHM meegedeelde gegevens betreffen het aantal gezinnen en niet het aantal huurders.


Op 31.12.2020 moesten 822 gezinnen een huurtoeslag betalen voor een bovenmatige woning.


In de bijgevoegde tabel vindt u voor elke OVM het aantal gezinnen dat deze huurtoeslag moest betalen.

De gemiddelde toeslag bedraagt 55,65 €.

Betreffende het aantal sociale huurders die een bovenmatige woning bewonen en van de betaling van een toeslag vrijgesteld zijn omdat:


1. het gezin een persoon van 60 jaar of ouder telt: antwoord in de bijgevoegde tabel;


2. Het gezin een persoon met een handicap telt: antwoord in de bijgevoegde tabel;



3. De woning een kamer bevat met een oppervlakte van minder dan zes vierkante meter:

o Als een kamer een oppervlakte van minder dan 6 m² heeft, wordt deze niet meegeteld bij de berekening van de bovenmatigheid. Niemand krijgt dus een vrijstelling om deze reden.

4. De huurder bij de OVM een aanvraag heeft ingediend voor een mutatie naar een woning die is aangepast aan de gezinssamenstelling: antwoord in de bijgevoegde tabel.

In totaal zijn 1.109 gezinnen vrijgesteld van betaling van een huurtoeslag.


5. En ten slotte omdat dat de woningen vanaf 1 januari 2016 als aangepast konden worden beschouwd volgens de normen die golden vóór 1 januari 2015:

Deze cijfers zijn niet beschikbaar. Dit deel moet immers worden gelezen in combinatie met de overgangsbepalingen in artikel 3 van het besluit van de BHR van 26/09/1996 betreffende het begrip “aangepaste woning”, namelijk :

Artikel 3. "Om beschouwd te worden als geschikt voor verhuur moet de woning in functie van de gezinssamenstelling, het volgende aantal slaapkamers bevatten:

1° een slaapkamer per alleenstaande persoon, per gehuwd of samenwonend koppel.
De flats en studio’s zijn ook geschikt voor een alleenstaande persoon of een koppel;

2° twee slaapkamers voor een gehuwd of samenwonend koppel waarvan een van de leden een persoon erkend als gehandicapt is voor zover de kandidaat-huurder hierom verzocht heeft;


3° een bijkomende slaapkamer per kind: voor twee kinderen van hetzelfde geslacht die jonger zijn dan 15 jaar of twee kinderen van verschillend geslacht die beide jonger zijn dan 12 jaar, volstaat echter één kamer op voorwaarde dat de kamer een oppervlakte van minstens 6 m² heeft, voor zover geen van deze kinderen als gehandicapt zijn erkend;

4° een bijkomende slaapkamer voor de meerderjarige persoon die of het koppel dat van het gezin deel uitmaakt;

5° twee slaapkamers voor een koppel zonder kinderen waarvan beide leden jonger dan 35 jaar zijn voor zover de kandidaat-huurder hierom verzocht heeft.

Voor de toepassing van dit besluit wordt de woning als aangepast beschouwd wanneer op 1 januari 2016 de woning volgens de van kracht zijnde normen vóór 1 januari 2015 als aangepast beschouwd werd en in zover deze normen verder nageleefd worden.


Bij de toekenning van de woningen kan de maatschappij na akkoord van de sociaal afgevaardigde afwijken van de hierboven vastgestelde normen ten voordele van de kandidaat-huurder die hierom verzocht heeft.

De hier gestelde normen zijn niet van toepassing op een huurcontract bij rehabilitatie, afgesloten vóór de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad of afgesloten conform het model van bijlage 5 bij dit besluit.

De weigering van een aangepaste woning voorzien van een gelijkaardig comfort, gelegen in dezelfde gemeente of in een straal van 5 kilometer en die in navolging van een door een huurder ingediende mutatie-aanvraag het voorwerp uitmaakt van een voorstel tot toewijzing dat wordt uitgebracht krachtens artikel 7 van dit besluit (en die de maatschappij verplicht moet voorstellen binnen de grenzen van de haar ter beschikking staande mogelijkheden), kan ertoe leiden dat de maatschappij de huurovereenkomst beëindigt middels een opzegtermijn van zes maanden met ingang op de eerste dag van de maand volgend op deze waarin er kennis werd gegeven van de opzeg, voor zover de nieuwe huurprijs niet 15 % hoger ligt dan de oude huurprijs”.

Na de opeenvolgende wijzigingen in de wetgeving met betrekking tot het begrip aangepaste woning in functie van de kinderen (Art. 3, 3° van het besluit van de BHR van 26/09/96: vóór 1 januari 2015: 9 en 12 jaar, op 1 januari 2015: 12 en 18 jaar en op 1 januari 2016: 12 en 15 jaar), werden er overgangsmaatregelen voorzien. Deze zijn opgenomen in artikel 3 van het besluit van de BHR.

Sinds 2016 is de samenstelling van de gezinnen veranderd en kan het begrip "de woning werd als aangepast beschouwd volgens de normen die vóór 1 januari 2015 van kracht waren" uit artikel 3 van het besluit van de BHR van 26/09/1996 niet los worden gezien van de voorwaarde "en in zover deze normen verder worden nageleefd", wat in 2020 uiteraard niet langer het geval kan zijn.


In het kader van deze overgangsmaatregelen heeft de BGHM zich er bij de OVM’s van verzekerd dat de door deze wijziging van de regelgeving getroffen gezinnen gevrijwaard blijven wat hun huur betreft (als aangepast beschouwde woning), maar ook dat alle mutatieaanvragen die als gevolg van deze wijziging van de wetgeving op 1 januari 2015 zouden zijn afgeschaft, op 1 januari 2016 opnieuw worden ingesteld.