Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het Europees herstelplan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de vermindering van de gasemissies

Indiener(s)
Aurélie Czekalski
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 818)

 
Datum ontvangst: 17/05/2021 Datum publicatie: 19/07/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 07/07/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
07/06/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Volgens een Europese studie behoort het Belgische herstelplan tot de beste in Europa wat de vermindering van gasemissies betreft.

Graag een antwoord op de volgende vragen:

- Welke projecten in het herstelplan van de Brusselse regering zijn positief wat het klimaat betreft?
o Per project, hoe dragen zij bij tot de vermindering van de CO2-uitstoot van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? En in welke mate?
- Welke projecten in het herstelplan van de Brusselse regering zijn negatief voor het klimaat?
o In welke zin dragen zij niet bij tot de vermindering van de CO2-emissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest?
 
 
Antwoord   

 

 

1

Overeenkomstig de Europese verordening 2021/241 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit moeten de maatregelen die door de faciliteit worden gesteund en in de nationale herstel- en veerkrachtplannen zijn opgenomen, bijdragen tot de groene transitie. De bijdrage van het plan aan de klimaatdoelstelling moest dus een bedrag vertegenwoordigen dat overeenstemt met ten minste 37% van de totale enveloppe van het herstel- en veerkrachtplan, op basis van een door de Europese Commissie bepaalde monitoringmethode.

 

Het door België ingediende plan draagt bij tot de groene transitie en overstijgt daarbij het door de Europese Commissie opgelegde minimum. In totaal zal immers 51% van de uitgaven van het plan aan deze doelstelling bijdragen, tegenover de 37% die door de Europese Commissie is opgelegd[1].

 

Overeenkomstig de technische richtsnoeren C(2021)1054 van de Europese Commissie en verordening 2021/241 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zijn alle projecten die in het kader van het nationaal herstel- en veerkrachtplan worden voorgesteld, getoetst aan het beginsel ‘geen ernstige afbreuk doen aan’ (beter bekend als DNSH voor ‘Do not significant harm’).  Het DNSH-beginsel (omschreven in de ‘Taxonomie’-verordening 2020/852, artikelen 9 tot en met 17) is van toepassing op zes milieudoelstellingen, waaronder de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering[2]

 

Voor elk project van het herstel- en veerkrachtplan moest dus worden aangetoond dat het geen significante schade toebracht (do not significant harm) aan elk van die zes milieudoelstellingen.

 

Bij de door de Brusselse regering voorgestelde hervormingen en prioritaire investeringen is meer dan rekening gehouden met deze eisen betreffende de faciliteit, aangezien 61% van de verwachte EU-financiering voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal gaan naar investeringen en hervormingen met een positieve of zeer positieve klimaatimpact, gewijd aan de energierenovatie van gebouwen en duurzame en intelligente mobiliteit.

Wat de as ‘Klimaat, duurzaamheid en innovatie’ betreft, heeft Leefmilieu Brussel projecten voorgesteld die integraal deel uitmaken van de strategie om de milieu-impact van bestaande gebouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tegen 2030-2050 te verminderen, beter bekend als de strategie voor duurzame renovatie.

 

Het betreft de volgende projecten:

·         versterking van de energiepremies, getiteld ‘Verbeterde energiesubsidieregeling’ in het plan;

·         ondersteuning van de renovatie van openbare gebouwen (Renoclick);

·         ondersteuning en begeleiding van voorbeeldacties op het gebied van duurzame en circulaire renovatie van het Brussels onroerend erfgoed (Renolab);

 

De energierenovatie van sociale woningen zal ook worden ondersteund via de herstel- en veerkrachtfaciliteit door de tussenkomst van de openbare vastgoedmaatschappijen (OVM) en de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij (BGHM).

 

Al deze maatregelen zijn bedoeld om het renovatiepercentage te verhogen, de kwaliteit van de renovaties te verbeteren en een rationeel energiegebruik in het gebouw te bevorderen. Het effect van de renovatiestrategie is geraamd op een vermindering van 221 kt CO2eq. in 2030 en 303 kt CO2eq. in 2040.

 

Die impact zal overigens worden gemeten naarmate de projecten worden uitgevoerd, afhankelijk van de daadwerkelijke voortgang ervan.

 

Wat de as ‘Mobiliteit’ betreft, gaat het om deze projecten:

·         Vélo PLUS richt zich op de aanleg van nieuwe fietsverbindingen, met de nadruk op structurele fietsverbindingen, inclusief toegangswegen, langs het kanaal en perifere verbindingen. Verbetering van de kwaliteit en het comfort van sommige bestaande verbindingen en aanpak van ontbrekende schakels. Investeringen in fietsinfrastructuur kunnen het autobezit en -gebruik verder terugdringen. Voor elke toename van 1% van het modale aandeel dat overschakelt van gemotoriseerd vervoer naar de fiets, daalt de uitstoot van broeikasgassen met 1.400 kt CO2e3.

·         Elektrische bussen en depots voor de aankoop van elektrische bussen en de bouw van een nieuw depot dat volledig gewijd is aan de elektrische technologie. De emissiewinst van een 100% elektrische bus bedraagt 1.133,2 gram CO2 per voertuig per km in vergelijking met andere bustechnologieën.4 Het aantal km afgelegd op 2 à 3 lijnen met elektrische (gelede) bussen bedraagt ongeveer 5 miljoen km per jaar (indicatief, voorbeeld genomen voor lijn 64 met 25 elektrische gelede bussen). De winst aan CO2-uitstoot bedraagt dan 5.665 ton CO2 per jaar.

·         MaaS en Smart mobility, met de ambitie om de inzet van ‘mobiliteit als een dienst’-instrumenten voor een echte integratie van diensten, alsmede een mobiele toepassing ‘Smart mobility’ te versnellen via een adequaat juridisch kader en een adequate technologische omgeving. Deze projecten zullen helpen om de gemiddelde motoriseringsgraad van de burgers te verminderen door de toegang tot het volledige alternatieve aanbod te vergemakkelijken en beogen de uitstoot als gevolg van het verkeer met 5% te verminderen.

·         Subsidies voor de modal shift om bij te dragen tot een ‘zero emissie’-mobiliteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest via een herziening van de Brussel’Air-premie’ die rekening zal houden met de komst van nieuwe mobiliteitsdiensten en de evolutie van de lage-emissiezone.

 

De totale daadwerkelijke impact van deze projecten in termen van CO2-emissiereducties zal moeten worden geëvalueerd tijdens de uitvoering ervan, waarvan sommige contouren nog moeten worden bepaald om de positieve impact te maximaliseren. De evaluatie van het Belgische herstel- en veerkrachtplan is overigens nog altijd aan de gang.

 

2)

In dit stadium is geen enkel Brussels project geïdentificeerd dat een negatieve impact zou hebben in het licht van de DNSH-analyse en, in het bijzonder, de doelstellingen inzake de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering.

 

Het Federaal Planbureau heeft overigens geconcludeerd dat de investerings- en hervormingsprojecten die het kon analyseren, consistent waren met en complementair aan de maatregelen van het NEKP en derhalve bijdroegen tot de doelstellingen ervan. 

 

Het op 30 april ingediende plan wordt momenteel geëvalueerd door de diensten van de Europese Commissie, met name wat de bijdrage van het plan aan de klimaatdoelstellingen betreft.

 

 

[1]https://dermine.belgium.be/nl/belgi%C3%AB-maakt-herstelplan-over-aan-europese-commissie

  • [2] De andere vier doelstellingen zijn duurzaam gebruik en bescherming van aquatische en mariene hulpbronnen; transitie naar een circulaire economie; voorkoming en beperking van verontreiniging; en bescherming en herstel van de biodiversiteit en ecosystemen.