Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de beslissing om de optie van de passage van tram 7 onder het Park van Vorst uit te sluiten

Indiener(s)
Marc Loewenstein
aan
Elke Van den Brandt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid (Vragen nr 958)

 
Datum ontvangst: 16/06/2021 Datum publicatie: 28/09/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 28/07/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
22/06/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    In september 2019 berichtte de pers over het bestaan van een door de MIVB uitgevoerde impactstudie over de verschillende opties voor de verlenging van tramlijn 7 tot het Rochefortplein. Volgens de eerste optie zou de tram geheel bovengronds rijden, vanaf de rotondes van Vanderkindere tot Rochefort, volgens de tweede zou de tram ondergronds rijden tot aan het station Albert, om uit te komen in de Besmelaan en bovengronds verder te gaan via de Koningin Maria-Hendrikalaan naar Rochefort, terwijl volgens de laatste een ondergrondse passage onder het Park van Vorst zou komen, die weer bovengronds komt aan Rochefort.

In de impactstudie werden de voor- en nadelen van elke optie op een objectieve manier gepresenteerd en werd geen enkele optie uitgesloten. Naar aanleiding van verschillende parlementaire vragen over dit onderwerp, zou de keuze gemaakt worden na een burgerraadpleging die eind 2019 was aangekondigd, maar nog niet begonnen was.

Tijdens de commissie Mobiliteit van 15 juni 2021 kondigde u, in het kader van een vraag over de eindhalte van tram 7 bij het station Albert, aan dat de derde optie van de impactstudie, namelijk de doorgang onder het park, moest worden verworpen omdat zij op juridische valkuilen stuitte.

In de studie wordt gespecificeerd dat daarvoor een wijziging van het GBP, een eventuele wijziging van een artikel van het BWRO en een akkoord van Monumenten en Landschappen nodig zijn. Voor de volledigheid, worden in dezelfde studie nadelen van de andere opties vermeld, met name wat de overlast voor de omwonenden betreft.

Met het oog op het bovenstaande, wil ik u de volgende vragen stellen:

1. Welke instantie heeft beslist dat de eerder beschreven derde optie moest worden uitgesloten? De MIVB? De regering? De minister? Op welke basis werd deze keuze gemaakt?
2. Hoe zit het met de burgerraadpleging? Is daarvan afgezien? Indien deze behouden blijft, heeft zij dan nog zin na het standpunt dat u op 15 juni 2021 in de commissie hebt meegedeeld?
 
 
Antwoord    Ook al hebben alle opties voor- en nadelen ten opzichte van elkaar lijkt het vanzelfsprekend dat de derde optie zich negatief heeft onderscheiden in die zin dat de impactstudie, uitgevoerd door een studiebureau in opdracht van de MIVB, administratieve en juridische moeilijkheden heeft geïdentificeerd, in die mate dat het misleidend zou zijn de buurtbewoners te doen geloven dat deze optie levensvatbaar is op korte of middellange termijn.

Een informatievergadering en burgerraadpleging staan op het programma in de herfst. Tijdens deze vergadering zullen de verschillende opties in alle transparantie aan de buurtbewoners worden voorgesteld, elk met hun voor- en nadelen. Dit is dus met inbegrip van de opties die uitgesloten zijn of op korte of middellange termijn niet realistisch zijn, zoals de optie van de tram onder het park.