Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de evolutie van arbeidskaarten/gecombineerde vergunningen in het BHG

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 893)

 
Datum ontvangst: 01/02/2022 Datum publicatie: 18/03/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 18/03/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
04/02/2022 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
15/03/2022 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag   

Begin deze maand raakte bekend dat er opnieuw meer aanvragen van buitenlanders geregistreerd werden om te komen werken in Vlaanderen. De stijging manifesteerde zich niet enkel tegenover 2020, maar ook tegenover pre-coronajaar 2019.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

  • Kan u een evolutie van de aanvragen tot een arbeidskaarten/gecombineerde vergunningen weergeven sinds het begin van de legislatuur? Graag een opsplitsing per jaar, type, nationaliteit en de sectoren waarvoor ze de aanvraag indienden. Beschikt u over cijfers over hoeveel van deze aanvragers aan de slag gingen in knelpuntberoepen?

  • Welke evolutie stelt u vast in deze cijfers en hoe evalueert u deze evolutie? Is deze evolutie dezelfde als in de andere gewesten, ook wat betreft de sectoren?

  • Welke visie en daaruit volgende maatregelen heeft deze regering uitgewerkt inzake de aflevering van arbeiderskaarten?

  • Kan u een evolutie schetsen van de weigeringen van aanvragen tot een arbeidskaart/gecombineerde vergunningen sinds het begin van de legislatuur? Graag een opsplitsing per jaar, type, nationaliteit en gemeente waar ze de aanvraag indienden. Welke waren de voornaamste redenen van weigering van een aanvraag van een arbeidskaart?

  • Hoe vaak werd er in beroep gegaan tegen een negatieve beslissing omtrent het al dan niet uitreiken van een arbeidskaart/gecombineerde vergunning sinds het begin van de legislatuur? Hoe vaak werd de arbeidskaart/gecombineerde vergunning in beroep alsnog toegekend?

  • Hoeveel werknemers werden er gecontroleerd binnen de migratiewetgeving sinds het begin van de legislatuur?

  • Welke maatregelen bestudeert u of heeft u reeds doorgevoerd om de controle te vergroten en de misbruiken tegen te gaan? Welke doelstellingen stelt u in deze en hoe evalueert u de resultaten tot nog toe?



 

 
 
Antwoord    De gedetailleerde cijfers worden aangeleverd in bijlage. In het kader van de gewestelijke regelgeving zoals van toepassing via het Koninklijk Besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, dient opgemerkt te worden dat er enkel een lijst met knelpuntberoepen gebruikt wordt in het kader van artikel 9, 20° van het voornoemde besluit, met name de tewerkstelling van langdurig ingezetenen in een andere lidstaat van de Europese Unie. Deze aantallen zijn eerder beperkt, gaande van 83 in 2019, 73 in 2020 tot 49 in 2021.

Dat wil niet zeggen dat er voorts geen buitenlandse werknemers tewerkgesteld worden in knelpuntberoepen. Dit gebeurt echter op basis van een individueel advies verleend door Actiris, waarbij vastgesteld wordt of het al dan niet mogelijk is binnen een redelijke termijn onder de werknemers op de arbeidsmarkt een werknemer te vinden die, al of niet door een nog te volgen gepaste beroepsopleiding, geschikt is om de betrokken arbeidsplaats op een bevredigende wijze en binnen een billijke termijn te bekleden. De actuele situatie op het moment van de aanvraag wordt dus in rekening gebracht. Deze procedure verloopt vlot, en moet ook vermijden dat er aanvragen ingediend worden voor bepaalde functies, enkel en alleen omdat men weet dat de functie op een lijst met knelpuntberoepen staat terwijl de werknemer in de praktijk andere taken zou uitvoeren.

Door het feit dat sinds midden 2019 toelatingen tot arbeid met een maximumduur van 3 jaar kunnen toegekend worden voor bepaalde categorieën, zijn de cijfers niet zomaar vergelijkbaar, zeker niet wat de hernieuwingen betreft. Wat wel opvalt is dat het aantal toekenningen op basis van eerste aanvragen evolueerde van 2009 in 2019 naar 1963 in 2020 en naar 2358 in 2021. Er is dus sprake van een stagnatie in 2020, wellicht onder invloed van de covid-crisis, maar een stevige stijging in 2021.



Wat ook opvalt is het feit dat het aandeel hoogopgeleide personeelsleden bij de eerste aanvragen tot het bekomen van een gecombineerde vergunningen terugvalt van 89% in 2019 over 82% in 2020 en 84% in 2021. Ook hier is de vergelijking bij de eerste aanvragen relevanter dan de vergelijking van de globale cijfers, net omdat vooral de categorieën hooggeschoolden kunnen genieten van vergunningen die langer dan één jaar geldig zijn. Ook bij de hooggeschoolden is er in absolute cijfers echter geen daling als we 2019 vergelijken met 2021.

Het huidige systeem zorgt niet voor grote drempels voor werkgevers die een buitenlandse werknemers willen aanwerven. Met name voor hooggeschoolden is enkel een diploma en een loondrempel vereist. Voor lager geschoolde werknemers is het advies van Actiris doorslaggevend.

De invoering van het uniek loket “working in Belgium” in 2021 moet er nu ook voor zorgen dat de procedure vlotter en transparanter kan verlopen, zodat nog minder hindernissen een vlotte aanwerving van buitenlandse werknemers in de weg staan. De doorlooptijden van een dossier bij onze gewestelijke administratie zijn tonen de performantie van deze procedure ook aan, met een mediaan van 36 kalenderdagen in 2019, 11 in 2020 en 8 in 2021. Na een ietwat moeizame opstart van de nieuwe procedure gecombineerde vergunning in 2019, verloopt alle nu op kruissnelheid.

Wel is de huidige gewestelijke regelgeving, met name de Wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en haar uitvoeringsbesluiten, verouderd en daardoor weinig leesbaar. Om de leesbaarheid te verhogen en bijgevolg ook de rechtszekerheid, wordt er gewerkt aan een herziening van deze regelgeving middels een eigen Brusselse ordonnantie, waarbij de doelstelling vooral is om zoals gezegd enerzijds de leesbaarheid en duidelijkheid te vergroten, maar anderzijds ook mogelijkheden te genereren om verder werk te maken van administratieve vereenvoudiging.

Het kader dat gecreëerd wordt door het Samenwerkingsakkoord dat de procedure gecombineerde vergunning vastlegt is echter niet unilateraal herzienbaar , maar dient vooral inhoudelijk ingevuld te worden door een eventuele nieuwe gewestelijke regelgeving.

In 2019 werden in totaal 550 aanvragen geweigerd door het gewest. In 2020 waren dat er 389 en in 2021 daalde dit naar 323. Dit aantal neemt dus af. Aangezien de belangrijkste weigeringsgrond artikel 8 van het KB van 9 juni 1999 is, waarbij men vaststelt dat er voldoende arbeidskrachten aanwezig zijn op de Brusselse arbeidsmarkt om de functie uit te oefenen, en aangezien Actiris meer positieve adviezen aflevert ten gevolgde de evolutie op de arbeidsmarkt, is deze evolutie in de cijfers niet onlogisch. Andere belangrijke weigeringsmotieven zijn het feit dat de buitenlandse onderdaan België is binnengekomen om er te worden tewerkgesteld vooraleer de werkgever de arbeidsvergunning heeft bekomen (artikel 4, §2 van de Wet van 30 april 1999) of omdat de werknemer zich in illegaal verblijf bevindt op het moment van de aanvraag (artikel 34, 7° van het KB van 9 juni 1999).

De gemeente van de aanvrager is irrelevant, aangezien het merendeel van de aanvragen wordt ingediend door dienstverleners als mandataris. Deze bevindt zicht geregeld buiten het gewest. De beoogde plaats van tewerkstelling kan wel enige indicatie geven. Voor de gecombineerde vergunningen van onbeperkte duur is enkel de gemeente van de woonplaats van de werknemer gekend. Voor 2021 bevinden deze gegevens zich in de bijlage.

Het aantal beroepen evolueerde van 253 in 2019 over 275 in 2020 tot 152 in 2021. Van dat aantal resulteerde 60% in een toekenning na beroep in 2019, 64% in 2020 en opnieuw 60% in 2021.

De daling in absolute aantallen heeft vooral te maken met de opheffing van artikel 10 van het KB van 9 juni 1999 waar het bekomen van een arbeidsvergunning beperkt was tot werknemers van landen waarmee België vroeger een akkoord had afgesloten inzake de tewerkstelling van werknemers. Daar bestonden reeds een aantal uitzonderingen op (met name voor hooggeschoolde werknemers), maar alle andere buitenlandse onderdanen konden slechts aanspraak maken op een toelating tot arbeid via de voorziene afwijking middels een beroepsprocedure.

In totaal werden sinds het begin van de legislatuur 6066 personen gecontroleerd door de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie (GWI). Deze personen werden door de inspecteurs van de twee operationele cellen van de GWI gecontroleerd op het respecteren van de wetgeving inzake de economische migratie, hiernaast werden deze personen ook vaak gecontroleerd inzake andere materies waarvoor de GWI bevoegd is. De GWI heeft in deze periode 3.617 werkgevers gecontroleerd en er werden 567 processen-verbaal opgesteld voor de tewerkstelling van 765 personen die niet in regel waren met de geldende wetgeving inzake economische migratie.

Meer specifiek werden in het kader van een aanvraag tot toelating tot arbeid bij de Directie Economische Migratie, sinds het begin van de legislatuur 745 werknemers (met of in afwachting van een toelating) door de GWI gecontroleerd.

In 2019, betroffen het 302 gecontroleerde werknemers. In 2020 en 2021, liep dit cijfer terug tot respectievelijk 224 in 2020 en 219 in 2021.

Deze daling valt te verklaren door de sanitaire maatregelen en de sluiting van bepaalde sectoren zoals de contactberoepen en HoReCa.

Het valt te noteren dat de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie nauw samenwerkt met haar interne partner, in casu de Directie Economische Migratie om in het kader van de aanvragen tot toelating tot de arbeidsmarkt, inspecties uit te voeren bij werkgevers ten einde de tewerkstellingsvoorwaarden te controleren.


Deze controles vinden zowel plaats voor de toekenning tot arbeid evenals na de toekenning tot arbeid. Deze controles voor de aflevering van de toelating tot arbeid worden systematisch gevraagd door de Directie Economische Migratie aan de Directie Werkgelegenheidsinspectie wanneer uit het administratief onderzoek bepaalde anomalieën opduiken.

Deze controles na de aflevering van de toelating tot arbeid worden gevraagd door de Directie Economische Migratie aan de Directie Werkgelegenheidsinspectie veelal controles op de loonsvoorwaarden, de reële prestaties van de werknemer en de reële economische activiteit van de onderneming ten einde na te gaan of deze wel degelijk overeenstemmen met de aangevraagde toelating tot arbeid

In het kader van de versterking van de samenwerking tussen de directie van de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie en de Directie Economische Migratie werd sinds kort een maandelijkse vergadering tussen beide directies verankerd ten einde bepaalde fraudemechanismen nieuwe fenomenen (o.a. social engineering) en evoluties in de aanvragen in kaart te brengen en hierop een gepast controlebeleid te formuleren.

Naast de controles inzake aanvragen tot toelating tot de arbeidsmarkt, voert de Cel Controle Economische Migratie van de Gewestelijke Werkgelegenheidinspectie controles uit in samenwerking met arrondissementscel van het Arbeidsauditoraat van Brussel en de federale inspectiediensten ten einde toezicht te houden op de
reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren.

De samenwerking heeft als voornaamste doelstelling fraudegevoelige sectoren inzake illegale tewerkstelling te controleren.
Deze multidisciplinaire aanpak heeft als voordeel dat elke inspectiedienst met zijn bevoegdheden bepaalde vaststellingen kan doen, die nuttig kunnen zijn voor een onderzoek dat door Directie Economische Migratie werd gevraagd aan de Directie Gewestelijke Werkgelenheidsinspectie in het kader van een aanvraag tot toelating tot arbeid.

De doelstellingen van de arrondissementscel van het Arbeidsauditoraat van Brussel worden jaarlijks bepaald door het actieplan opgemaakt door de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (S.I.O.D). Dit actieplan bepaalt fraudegevoelige sectoren.

Het valt te noteren dat de vertegenwoordigers van de gewesten eveneens worden geconsulteerd door de S.I.O.D. inzake het opstellen en evaluatie van de actieplannen.