Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de problematiek omtrent het doorverhuren van geconventioneerde woningen

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 825)

 
Datum ontvangst: 01/02/2022 Datum publicatie: 25/03/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 23/03/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
07/02/2022 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
23/03/2022 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag   

Zoals u weet, vormt het systeem van de geconventioneerde woningen een erg belangrijk instrument om betaalbare en kwaliteitsvolle woningen te kunnen aanbieden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in de hoop om zo op korte termijn de problematiek omtrent het woningtekort te kunnen aanpakken.

Ook private ontwikkelaars kunnen zich inschrijven om dergelijke geconventioneerde woningen te verkopen. In dat geval worden zij vrijgesteld van (een deel van) de stedenbouwkundige lasten die zij verschuldigd zijn. Uit verschillende recente berichten (op sociale media) blijkt echter dat bepaalde kopers van dergelijke geconventioneerde woningen gebruikmaken om er een persoonlijk verdienmodel van te maken – waardoor het hele systeem zijn doel voorbijschiet. In het geval van de geconventioneerde woningen die worden aangeboden door private ontwikkelaars is dat overigens niet per se tegen de regels, aangezien deze woningen meteen verhuurd mogen worden (op voorwaarde dat de jaarlijkse huurprijs niet meer bedraagt dan 6,5 procent van de kostprijs, dat de huurder voldoet aan de voorwaarden voldoen van het maximaal inkomen en dat de eigenaar urban.brussels inlicht). In een reactie liet de woordvoerder van Staatssecretaris Smet reeds weten dat dit probleem opgelost zou moeten worden door een aanpassing van het besluit omtrent de stedenbouwkundige lasten.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

  • Kan u duiden hoeveel geconventioneerde woningen er op dit ogenblik beschikbaar zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (zowel via gewestelijke actoren als via private ontwikkelaars)? Hoe zijn deze verdeeld over de verschillende gemeenten? Hoeveel vrijstellingen van (een deel van) de stedenbouwkundige lasten werden hierbij toegekend? Welke evolutie kan u duiden in deze cijfers in vergelijking met de voorgaande jaren?

  • Beschikt u over cijfers die kunnen duiden welk aandeel van de geconventioneerde woningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest binnen het jaar opnieuw te huur aangeboden wordt (zowel per project als globaal genomen)? Welke evolutie kan u duiden in deze cijfers in vergelijking met de voorgaande jaren?

  • Kan u in het bijzonder duiden of de omvang van deze problematiek verschillend is voor wat betreft de geconventioneerde woningen van gewestelijke aard (Woningfonds, Citydev en Community Land Trust Brussels) vergeleken met die van private ontwikkelaars? Hoe verklaart u eventuele verschillen tussen deze cijfers?

  • Kan u nader toelichten op welke manier er controles uitgevoerd worden omtrent het al dan niet correct verhuren van geconventioneerde woningen? Hoeveel controles hebben er in 2021 plaatsgevonden? Welk aandeel van de controles heeft effectief inbreuken aan het licht gebracht en welk gevolg werd hieraan gegeven? Hoe verhouden deze cijfers zich tegenover de cijfers uit de voorgaande jaren?

  • Onderzoekt u, in het kader van het Noodplan Huisvesting, maatregelen die ervoor moeten zorgen dat deze problematiek zo beperkt mogelijk blijft? Op welke manier streeft u daarbij naar een zo goed mogelijk evenwicht tussen de gewestelijke en private geconventioneerde woningen?

  • Welk overleg pleegt u omtrent deze problematiek met de betrokken actoren (zowel de gewestelijk gesubsidieerde instanties als de private ontwikkelaars)? Welke opmerkingen, visies of mogelijke oplossingen hebben zij hieromtrent meegedeeld?

  • Kan u de beoogde aanpassing aan het besluit omtrent de stedenbouwkundige lasten nader toelichten? Welke concrete aanpassingen werden er doorgevoerd  en op welke manier moet dit tot concrete veranderingen op het terrein leiden? Welk tijdspad voorziet u hiertoe?

 

 
 
Antwoord    De vragen met betrekking tot Citydev vallen onder de bevoegdheid van de heer Rudi Vervoort, Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De vragen met betrekking tot de stedenbouwkundige lasten vallen onder de bevoegdheid van de heer Pascal Smet, Staatssecretaris in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en bevoegd voor stedenbouw.

Wat betreft het Woningfonds:

In bijlage vindt u het aantal woningen die geproduceerd werden of worden door het Fonds (HP, BRV, Alliantie Wonen)
Sinds oktober 2017 werden in totaal 722 woningen opgeleverd en te koop aangeboden door het Fonds, verdeeld over 19 projecten.
De prijs wordt hoofdzakelijk bepaald op basis van de kostprijs en het voordeel voor de kopers bestaat in de toepassing van een btw-tarief van 6% (in plaats van 21% op de particuliere markt).
Voor het programma van Alliantie Wonen (1.000 woningen) ontving het Fonds een dotatie van 50.484 miljoen euro, hetgeen neerkomt op 19,5% van het totale investeringsbudget.
Die dotatie werd voor het programma geoormerkt in de vorm van een ‘uitgesteld deel van de prijs’, d.w.z. een deel van de prijs dat het gezin niet moet betalen op het moment van de verkoop, maar ten laatste wanneer de woning wordt overgedragen door verkoop of erfenis. Op die manier worden woningen toegankelijker voor personen met een klein of bescheiden inkomen.
De restrictieve maatregelen voor de aankoop van door het Fonds geproduceerde woningen zijn de volgende:
· De koper mag op straffe van een vergoeding geen ander zakelijk recht bezitten dan de blote eigendom van een woning op het ogenblik van de aankoop van een woning van het Fonds, en vervolgens gedurende de eerste 20 jaar na het verlijden van de akte;

· De koper moet voldoen aan de inkomensvoorwaarden die van toepassing zijn op de sector van de hypothecaire kredieten;
· De woning is hoofdzakelijk bestemd om als woning te worden gebruikt;

· Een degressieve vergoeding is verschuldigd wanneer de koper zijn recht overdraagt binnen de eerste tien jaar na de aankoop, berekend op de gerealiseerde meerwaarde;
· De latere overdracht van het onroerend goed kan alleen geschieden aan kopers wier inkomen voldoet aan het toelatingsbarema voor hypothecaire kredieten, en dit voor onbepaalde tijd;

· Gedurende de eerste 5 jaar kan een recht van wederinkoop worden uitgeoefend als de koper de voorschriften, bedingen of voorwaarden van de overeenkomst niet naleeft;
· Het Fonds heeft een eeuwigdurend recht van voorkoop op de woningen die het verkoopt.

Het is belangrijk te verduidelijken dat de meeste kopers ook een lening aangaan bij het Fonds om de transactie te financieren (83% in 2021). De restrictieve verkoopsvoorwaarden worden aangevuld met de kredietvoorwaarden en met name de verplichting voor de koper om gedurende de volledige looptijd van het krediet in het goed te wonen.
Wat de controle betreft:
De restrictieve voorwaarden staan in de verkoopakte, zodat elke instrumenterende notaris het Fonds moet inlichten bij overdracht.
Het Fonds heeft stappen gezet om toegang te krijgen tot de vermogens- en financiële databanken, overeenkomstig de wettelijke bepalingen.
Wat betreft Community Land Trust Brussel:

Deze laatste beheert geen geconventioneerde woningen in het kader van de stedenbouwkundige lasten. Alle woningen zijn sociale woningen. CLTB is vandaag niet erkend in het kader van de stedenbouwkundige lasten.