Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de snelheidsbeperkingen voor trams in Brussel

Indiener(s)
Marc Loewenstein
aan
Elke Van den Brandt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid (Vragen nr 1179)

 
Datum ontvangst: 11/02/2022 Datum publicatie: 18/03/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 16/03/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
16/02/2022 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag   

Hoewel trams niet onder het verkeersreglement vallen, altijd voorrang hebben en niet aan snelheidsbeperkingen zijn onderworpen, bepaalt de MIVB dat bepaalde snelheidsbeperkingen wel gelden om te voldoen aan de eisen inzake spoorwegveiligheid en om bijvoorbeeld het risico van ontsporing op een punt te vermijden, wanneer trams voor scholen langs rijden of wanneer bepaalde elementen dit op bepaalde trajecten noodzakelijk maken.

Graag een antwoord op volgende vragen:

  1. Welke wegen hebben momenteel verkeersdrempels? Waarom zijn ze geïnstalleerd? Zijn ze overal geactiveerd?

  2. Op welke wegen wordt de snelheid van trams formeel beperkt door ad hoc borden en om welke redenen?

  3. Op welke wegen wordt automobilisten gevraagd langzamer te rijden, wat is de toegestane maximumsnelheid en waarom?

 

 

 
 
Antwoord    Op verschillende plaatsen op het netwerk zijn snelheidsbegrenzers geïnstalleerd en actief. Het is niet mogelijk om in het kader van een parlementaire vraag een uitputtende lijst te geven. Er zijn twee soorten gebruik van snelheidsbegrenzers:
- In de premetrotunnels (bv. Simonis of Montgomery) of bij de ingang van de premetrotunnels (GJ Martin)
- Bovengronds, afhankelijk van de indeling en de specificiteit van de locaties (bijvoorbeeld de Generaal Wahislaan, de Leopold III-laan of de Hippodroomlaan).
Bovendien zijn de T3000- en T4000-trams uitgerust met een systeem dat de tractie onderbreekt vanaf 15 km/u zodra de tram een bocht detecteert.
Snelheidsbeperkingsborden kunnen tijdelijk of permanent worden geplaatst, om veiligheidsredenen, om de slijtage van de sporen te beperken, in geval van werkzaamheden in de nabijheid van of aan de sporen, of afhankelijk van de configuratie van de infrastructuur.
De snelheid van de bovengrondse trams wordt hoofdzakelijk beperkt door de regelgeving op basis van verschillende parameters, zoals de configuratie (aanwezigheid van spoorapparaten, haltes, kruispunten, werken, enz.), de weersomstandigheden, de zichtbaarheid, enz.
Afgezien van deze formele beperkingen moet de bestuurder ook zijn snelheid aanpassen aan de omgeving waar hij passeert: aan de seinen, de ligging van de sporen en de omstandigheden, om voor elk te voorzien obstakel tot stilstand te kunnen komen.