Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de interventies van de DBDMH na de doortocht van storm Eunice

Indiener(s)
Jamal Ikazban
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 595)

 
Datum ontvangst: 21/02/2022 Datum publicatie: 25/03/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 23/03/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
24/02/2022 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
23/03/2022 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag    Ons land werd op 18 februari zwaar getroffen door de storm Eunice, die veel schade heeft aangericht: de materiële schade, de ontwortelde honderdjarige bomen of de bomen die op voertuigen, daken, bedrijven enz. zijn gevallen, zijn niet meer te tellen.

De brandweer van DBDMH heeft bijna 500 keer moeten optreden en er zijn nog meer dan 200 interventies hangende.

Zij hebben het zwaar te verduren gehad in deze hevige storm, en ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om hen te bedanken.

Daarom zou ik graag willen weten, mijnheer de staatssecretaris:

  1. Wat is de balans van de interventies?

  2. Zijn er burgers of brandweerlieden gewond geraakt?

  3. Welke moeilijkheden hebben de brandweerkorpsen tijdens hun interventies ondervonden?

  4. Hoe was de samenwerking met de civiele bescherming of de andere kazernes?

  5. Waren ze in voldoende aantallen?

  6. Waren zij voldoende uitgerust om deze ongekende storm het hoofd te bieden?

 
 
Antwoord    Voor de balans van de interventies, zie bijgevoegde documenten:
- Bijlage 1: alle oproepen (ambulances + interventies pompiers)
- Bijlage 2: alle oproepen die tot een interventie pompiers hebben geleid.


Tijdens het noodweer waren er geen arbeidsongevallen.
Onder de burgers waren drie lichtgewonden:

- Voetganger gewond door een gebroken glazen bushokje
- Voetganger met hoofdletsel door rondvliegend hout
- Fietser gewond door vallende boom

De grootste moeilijkheid was het beheer van de stroom inkomende oproepen via de 112 en via de 1722, aangezien beide nummers in feite op dezelfde plaats aankomen; daarnaast was er de omleiding van oproepen uit andere zones naar het oproepcentrum van Brussel.
Het aantal verzoeken om niet-dringende interventies in afwachting van behandeling steeg tot meer dan 500 op het hoogtepunt.
De moeilijkheid bestond hoofdzakelijk in het uitsorteren van de verzoeken om interventies die als "gevaarlijk" (voor de bevolking) en "dringend" werden geclassificeerd en in het toekennen van prioriteit aan deze verzoeken boven de andere.
Alle tafels voor het aannemen van oproepen waren open. Het oproepcentrum en de dispatching werkten op maximum capaciteit.

Een tweede moeilijkheid betrof de bereikbaarheid van de interventieplaatsen (verkeersopstoppingen, onbegaanbare wegen,...) en de veiligheid van de interventieteams zelf; het bleek met name te gevaarlijk om 's nachts tussen te komen voor verzoeken om interventies met betrekking tot de 1722 (vanwege de duisternis en de krachtige wind). Een verhoging van de interventiecapaciteit had de zaak in deze omstandigheden niet vooruit geholpen. De uitdaging bestond erin de juiste prioriteiten te stellen voor de interventies, wat enerzijds gebeurde door verkenningsteams uit te sturen en anderzijds door systematisch alle bellers van de 1722 terug te bellen om de noden en dringendheden met hen correct te kwalificeren.
Dankzij het systematisch terugbellen kon ongeveer 50% van de verzoeken van hun dringend karakter worden ontdaan, aangezien de noodzaak om een team ter plaatse te sturen enkele uren na de oproep vanzelf verdween (wegen die intussen door de bewoners zelf of door de politie waren vrijgemaakt, voorwerpen die verwijderd moesten worden, waren in feite reeds tijdens de eerste oproep gevallen en vormden geen gevaar meer,...).

De discipline D3 (politie) heeft ook een belangrijke rol gespeeld bij de beveiliging van de plaatsen in afwachting van de komst van de hulpdiensten van de D1.

Wat de samenwerking met de Civiele Bescherming of de andere kazernes betreft, ging het niet zozeer om de interventiecapaciteit als wel om de prioritering van oproepen, maar veeleer om de noodzaak om de oproepen 112 en 1722 gelijktijdig te behandelen via hetzelfde oproepcentrum, wat de zaken bemoeilijkt.
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hoefde geen beroep te doen op versterkingen uit andere zones of van de Civiele Bescherming, die zelf al overbelast waren door hun eigen interventies.

Aangezien de oproepen via de 1722 per definitie niet dringend waren, kon de werklast die zij vertegenwoordigden bovendien over verschillende dagen worden gespreid zonder de bevolking in gevaar te brengen. De wachtlijst voor niet dringende oproepen werd in enkele dagen afgehandeld (tot dinsdagavond); alle oproepen via de 112 werden binnen de gestelde termijn en met de nodige middelen afgehandeld.
De behoefte aan versterking was dus geen prioriteit; anderzijds was het noodzakelijk de echt vitale noodgevallen goed uit te filteren, hetgeen via de dispatching gebeurde.

Ook werd een beroep gedaan op versterking van het Rode Kruis om te zorgen voor een efficiënte afhandeling van alle ziekenwageninterventies (D2) zonder de technische interventies te verzwakken.
De beschikbare middelen waren voldoende, rekening houdend met de versterkingen van het Rode Kruis.

We overwegen om het materiaal waarover de interventieteams voor dit soort gebeurtenissen (klimaatincidenten) beschikken, te versterken: kleine interventievoertuigen die met name zijn uitgerust met kettingzagen, hefwerktuigen, Holmatro,... in grotere hoeveelheden en verdeeld over kleinere, gemakkelijk mobiliseerbare voertuigen die de snelheid en het aantal interventies in dergelijke omstandigheden zouden kunnen verbeteren.