Schriftelijke vraag betreffende het aantal dieren dat in het laboratoria gedood wordt zonder dat er proeven op werden uitgevoerd
- Indiener(s)
- Victoria Austraet
- aan
- Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 948)
Datum ontvangst: 24/04/2022 | Datum publicatie: 08/06/2022 | ||
Zittingsperiode: 19/24 | Zitting: 21/22 | Datum antwoord: 03/06/2022 |
Datum | behandeling van het stuk | Indiener(s) | Referentie | Blz. |
06/05/2022 | Ontvankelijk | Uitgebreid Bureau van het Parlement |
Vraag | In 2020 heeft de Europese Commissie haar rapport betreffende de uitvoering van Richtlijn 2010/63/EU betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt in de lidstaten van de Europese Unie. Dit verslag, dat om de vijf jaar wordt gepubliceerd op basis van gegevens die van de lidstaten worden ontvangen, bevat gegevens die niet noodzakelijk in de jaarlijkse statistieken over dierproeven te vinden zijn. Het gaat onder meer om het aantal dieren dat in laboratoria wordt gedood zonder dat het voor een proef is gebruikt; informatie die volgens mij nergens anders werd gepubliceerd met betrekking tot België en het Brussels Gewest (in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Verenigde Staten). Nederland bijvoorbeeld). Uit het verslag blijkt dat in 2017 in totaal 12.597.816 dieren in EU-laboratoria zijn gedood zonder dat zij in een procedure zijn gebruikt. Dit betekent dat het aantal dieren dat in laboratoria sterft, ten minste twee keer zo hoog is als de jaarlijkse statistieken suggereren. De gegevens die in het vijfjaarlijks verslag van de Europese Commissie worden vermeld, zijn afkomstig van door de Lidstaten verstrekte informatie, wat betekent dat zij waarschijnlijk bestaan op het niveau van het Brusselse Gewest.
|
Antwoord | De statistische gegevens die jaarlijks door Leefmilieu Brussel worden gepubliceerd, zijn voorlopig uitsluitend gebaseerd op de cijfers over het gebruik van dieren voor proeven die door de gebruikers van proefdieren aan de administratie worden doorgegeven; de andere gegevens moeten slechts om de vijf jaar worden gerapporteerd aan de Europese Commissie. De recente wijziging van het koninklijk besluit van 29 mei 2013 door een besluit van 20 februari 2022 vereist echter dat gegevens over gedode en niet-gebruikte dieren jaarlijks worden meegedeeld aan Leefmilieu Brussel. De gegevens die u opvraagt, zullen in 2023 beschikbaar zijn in het kader van het verslag over de uitvoering van richtlijn 2010/63 dat in het najaar verschijnt. Het is belangrijk op te merken dat "dieren die in het laboratorium zijn gedood zonder te zijn gebruikt" voor een proef mogelijk een andere bestemming hebben gekregen. Een dierproef betreft de procedure waarbij dieren pijn kunnen lijden of angst kunnen ervaren die gelijk is aan of groter is dan die veroorzaakt door het inbrengen van een naald. Sommige dieren zijn gefokt als proefdieren, maar worden niet in het kader van een dergelijke procedure gebruikt. Het gaat dan bijvoorbeeld om dieren die worden gebruikt voor hun organen of weefsels of om dieren die worden gebruikt in gedragsstudies. Het Brusselse Gewest steunt de implementatie van alternatieven voor dierproeven om het aantal gebruikte dieren drastisch te verminderen. De projecten Re-place en IC-3Rs kunnen worden aangemerkt als instrumenten om het bewustzijn van onderzoekers te vergroten en bij te dragen aan deze vermindering. |