Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de exportpremies

Indiener(s)
Bertin Mampaka Mankamba
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 630)

 
Datum ontvangst: 09/05/2022 Datum publicatie: 07/07/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 17/06/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
16/05/2022 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag   
In 2018 heeft uw voorganger een herziening doorgevoerd van het besluit van 5 juli 2012 dat de financiële stimulansen voor de export regelt.

Sinds de herziening van de regeling wordt de leeftijd van de onderneming immers in aanmerking genomen bij de berekening van het toegekende bedrag, overwegende dat jonge ondernemingen meer steun nodig hebben. Het aantal financiële steunmaatregelen is verhoogd van 5 tot 8 om zo goed mogelijk te voorzien in de verschillende behoeften van de Brusselse exporteurs.

In dat verband wens ik u de volgende vragen te stellen:

  • Wat gebeurt  er nu met die premies? Hebben ze de export van de Brusselse ondernemingen bevorderd?

  • Naar welke partnerlanden exporteren de ondernemingen het meest?

  • Hoeveel jonge ondernemingen zijn sinds de herziening van het besluit begonnen met export? Is het bedrag gestegen dankzij de gewestelijke steun?

  • Moeten de exportpremies aangepast worden?

  • Waaruit bestaat de vraag van de Brusselse economische actoren?

  • Welke sectoren vragen het meest om steun?

  • Beantwoorden de premies aan reële behoeften van de Brusselse ondernemngen die exporteren?

 
 
Antwoord    De financiële stimulansen voor de export werden op 30 september 2021 hervormd via het wijzigingsbesluit van 15 juli 2021, om nauwer aan te sluiten bij de noden van de ondernemingen en de aanvraagprocedure voor steun te vergemakkelijken.
Naast wijzigingen aan de acht premies die al bestonden, werd een nieuwe steunmaatregel in het leven geroepen voor de deelname aan virtuele beurzen, om tegemoet te komen aan de nieuwe uitdagingen door de COVID-19-gezondheidscrisis voor het organiseren van grootschalige evenementen.

Brussel Economie en Werkgelegenheid coördineert het beheer van de aanvragen voor financiële exportstimulansen. De begeleiding van de Brusselse exporteurs op het terrein wordt door hub.brussels gecoördineerd.
De voornaamste bestemmingen van de Brusselse goederenexport waren in 2021:
- Duitsland
- Frankrijk
- Nederland
- Luxemburg
- de Verenigde Staten
De voornaamste bestemmingen van de Brusselse dienstenexport waren in 2021:
- Nederland
- Frankrijk
- Duitsland
- de Verenigde Staten
- het Verenigd Koninkrijk
Er moet hier worden opgemerkt dat de gewestelijke cijfers van de dienstenexport niet jaarlijks door de NBB worden meegedeeld. Volgens een studie van de NBB over de periode 2009-2019 vertegenwoordigde de Brusselse dienstenexport in 2019 26% van de Belgische dienstenexport.

Van de 546 dossiers die sinds 30 september 2021 (inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit) werden goedgekeurd,
- werden 191 dossiers ingediend door ondernemingen die minder dan vier jaar ingeschreven zijn bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (starters)
- werden 355 dossiers ingediend door niet-starters.
Aangezien deze premies werden aangepast in de zomer van 2021, beschikken wij nog niet over voldoende feedback om eventueel verdere aanpassingen vast te stellen die nodig zouden zijn.

De exporteurs die tijdens een begeleiding financiële steun vermelden bij hub.brussels verzoeken vooral om:
- Een snellere verwerking van hun dossier
- Een beslissing om nog voor de uitgave steun te verlenen (dat is momenteel niet het geval voor bepaalde premies, vb. die voor de prospectiereizen)
- Voor de prospectiereizen:
Ø De verkiesbaarheid van de prospecties in de EU.
Ø Meer bewegingsvrijheid voor de ondernemingen die al langer dan 4 jaar ingeschreven zijn bij de Kruispuntbank van Ondernemingen met betrekking tot de verkiesbaarheidsvoorwaarde die stelt dat “de verkopen van de onderneming in het betreffende land tijdens het jaar vóór de aanvraag van de premie lager ligt dan 10 % van de totale gemiddelde omzet van de onderneming over de twee jaar die aan de aanvraag voorafgaan”. De exporteurs verzoeken dat dat cijfer hoger ligt en/of dat de grote landen in gebieden worden opgedeeld (vb. als een onderneming één of meerdere grotere klanten heeft in New York komen haar prospectiereizen naar Los Angeles - een geheel andere markt - niet in aanmerking als gevolg van de 10 %-regel.

Hierbij de verdeling per sector van de 546 sinds 30 september 2021 toegekende premies:
- 40,48% handel
- 19,78% vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten
- 16,67% informatie en communicatie
- 12,64% productie
- de overige 10,43% zijn verdeeld tussen sectoren die elk op zich minder dan 5% vertegenwoordigen

Op basis van de contacten van hub.brussels met de exporteurs lijken 3 premies in het bijzonder aan te sluiten bij de noden van de ondernemingen:
- De premies voor de beurzen, die de ondernemingen kunnen gebruiken om deel te nemen aan evenementen waar het gewest niet met een collectieve stand vertegenwoordigd is. Deelnemen aan een beurs is over het algemeen erg duur, maar ook erg interessant omdat enorm veel potentiële klanten en partners op één plaats bij elkaar komen, waardoor de onderneming bovendien een benchmark kan uitvoeren en kan zien hoe haar product/dienst zich verhoudt ten opzichte van de markt en haar tendensen.
- De aanwervingspremie, waarmee ondernemingen hun menselijke middelen kunnen versterken en de risico’s kunnen verminderen: internationale verkoop is altijd onzeker en er is geen garantie dat de investering in extra personeel snel rendeert
- De premie voor prospectiereizen, die ondernemingen de kans geeft om prospecten te identificeren en te bezoeken en om in persoon te onderhandelen.