Schriftelijke vraag betreffende vrijstelling van de onroerende voorheffing
- Indiener(s)
- Emmanuel De Bock
- aan
- Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 511)
Datum ontvangst: 16/09/2022 | Datum publicatie: 08/11/2022 | ||
Zittingsperiode: 19/24 | Zitting: 22/23 | Datum antwoord: 20/10/2022 |
Datum | behandeling van het stuk | Indiener(s) | Referentie | Blz. |
22/09/2022 | Ontvankelijk |
Vraag | In artikel 253, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt bepaald dat, op verzoek van de belastingplichtige, de kadastrale inkomsten van onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen, worden vrijgesteld van de onroerende voorheffing: |
Antwoord | In antwoord op deze vragen, kan ik de geachte Volksvertegenwoordiger het volgende mededelen. Voor wat betreft de vrijstelling voor openbare erediensten werden met betrekking tot aanslagjaar 2019 voor 28 percelen vrijstellingsaanvragen ingewilligd, globaal voor een vrijgesteld (niet-geïndexeerd) kadastraal inkomen van 306.563 EUR. Voor aanslagjaar 2020 ging het over 29 percelen, voor een vrijgesteld (niet-geïndexeerd) kadastraal inkomen van 396.645 EUR. Voor aanslagjaar 2021 ging het over 25 percelen, voor een vrijgesteld (niet-geïndexeerd) kadastraal inkomen van 339.972 EUR. |