Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de toegekende afwijkingen voor horeca-uitbaters in geklasseerde of beschermde gebouwen

Indiener(s)
David Weytsman
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 711)

 
Datum ontvangst: 20/09/2022 Datum publicatie: 08/11/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 19/10/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
22/09/2022 Ontvankelijk
 
Vraag   

Verschillende Brusselse hoteluitbaters zeggen dat ze vastzitten aan de tegenstrijdige eisen van uw administratie. Sommige hebben zelfs hun deuren moeten sluiten.

Verschillende hotels die gevestigd zijn in beschermde gebouwen wachten namelijk op bepaalde vrijstellingen om hun activiteiten voort te zetten en sluiting van hun etablissement te voorkomen. Dit is met name het geval met betrekking tot de commissie brandveiligheid.

Aan de ene kant worden ze via de administratie gevraagd zo weinig mogelijk te raken aan de beschermde gebouwen. Anderzijds vraagt de DBDMH om bepaalde werken uit te voeren die het goed zouden wijzigen, en zonder welke de DBDMH weigert een afwijking voor de uitbating te verlenen. Een afwijking die jarenlang probleemloos werd verkregen voor deze geklasseerde of beschermde gebouwen.

Ik zou u de volgende vragen willen stellen:

  1. Waarom worden geen afwijkingen meer toegestaan aan bepaalde uitbaters van beschermde hotels? Is dit een tijdelijke beslissing of een definitieve beslissing?

  2. Op hoeveel hotels heeft deze weigering tot afwijking betrekking?

  3. Wat is de strategie achter deze weigering?

 

 
 
Antwoord    Sinds de zesde staatshervorming werd de bevoegdheid over de afwijkingen voor toeristische logies overgedragen naar het Gewest: Brussel Economie en Werkgelegenheid (BEW) van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel.

Urban en de DBDMH hebben niet de bevoegdheid om de geldende afwijkingen toe te kennen. Enkel via een verschijning voor een daarover gemachtigde commissie, namelijk BEW, kan de afwijking worden toegekend.

De Brandveiligheidscommissie (afwijkingscommissie) is een onafhankelijk orgaan dat de afwijkingen inzake brandveiligheid moet beoordelen in het kader van de ordonnantie over de toeristische verblijven. Ze valt niet onder mijn bevoegdheid en evenmin onder die van de DBDMH maar wel onder die van de minister bevoegd voor Toerisme (in voorkomend geval de minister-president).

Tijdens de oorspronkelijke aanvraag past de DBDMH de geldende regelgeving toe. In dit geval is dat de gewestelijke regelgeving over toeristische logies. Als de toepassing ervan niet mogelijk is, is een afwijking (ten opzichte van de geldende normen) noodzakelijk. De DBDMH kan in dat geval geen positief advies uitbrengen. Maar dat blijft wel een advies. De DBDMH heeft immers geen beslissingsmacht. In het kader van de eerste aanvraag is het de burgemeester die beslist.

Het lijkt me niet geschikt om de brandveiligheidsregels in het kader van verschillende wetgevingen te beginnen wijzigen. De algemene lat voor de uitzonderingen moet niet worden verlaagd. Dat is namelijk het werk van een afwijkingscommissie.

Het is vervolgens aan de afwijkingscommissie om over de afwijkingen te oordelen. Nadien neemt de minister-president de beslissing.

Ik kan me er niet over uitspreken dat de adviezen van deze commissie wel of niet te strikt zijn of de erfgoedaspecten te weinig in aanmerking nemen. Dat is niet mijn bevoegdheid.


Wat stedenbouw betreft, voorziet het BWRO sinds 1 september 2019 in zijn artikel 177, § 2 dat de DBDMH tijdens de procedure wordt geraadpleegd in het kader van het beheer van de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag, behalve voor goederen die het voorwerp van een vereenvoudigde regularisatie uitmaken (artikel 330, § 2 van het BWRO).

Het eerste lid van artikel 193 van het BWRO bepaalt dat het college van burgemeester en schepenen, de gemachtigde ambtenaar en de Regering de naleving van de bij advies van de Dienst Brandweer en Dringende Medische Hulp opgelegde voorwaarden opleggen, tenzij deze voorwaarden afbreuk doen aan het patrimoniaal belang van een onroerend goed dat beschermd is, ingeschreven is op de bewaarlijst, of waarvan de bescherming of inschrijving hangende is.

De beheersmoeilijkheid in kwestie bestaat erin dat de beslissing over de brandveiligheid te laat komt in de behandeling van de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag, wat tot onverenigbaarheden leidt tussen de veiligheidsvoorwaarden en de erfgoedelementen (hoofdzakelijk qua decor) die het voorwerp van een bescherming uitmaken.

Als deze onverenigbaarheid wordt vastgesteld, stuurt Urban een brief waarin bij de bevoegde overheid de afwijking wordt aangevraagd.

Deze onverenigbaarheid legt de nadruk op de manier waarop de projectontwerper technische innovaties moet vinden om een gunstige afloop aan het dossier te geven en terzelfdertijd de bestaande erfgoeddecorelementen behoudt of een gelijkwaardige alternatieve oplossing vindt.

De vraag over de bij de weigering van de afwijking betrokken hotels moet worden gesteld aan de minister-president, die voor de afwijkingen bevoegd is.

Zoals hierboven verduidelijkt, sluiten deze weigeringen niet aan bij een specifieke strategie maar zijn ze deels het gevolg van de wijziging, sinds 1 september 2019, van de behandelingsprocedure van de vergunningen, na afloop waarvan het advies van de DBDMH gelijktijdig wordt gevraagd met dat van de andere instanties, waaronder de KCML, die een eensluidend advies uitbrengt waar de gemachtigde ambtenaar zich aan moet houden. De moeilijkheden weerspiegelen grotere beperkingen voor goederen met een erfgoedbescherming waarvoor de brandveiligheidsmaatregelen met het behoud van de erfgoedelementen moeten worden verzoend. Artikel 232 verbiedt werken die de essentiële erfgoedelementen die de bescherming hebben verantwoord zouden doen verdwijnen of aantasten.

De erfgoed- en brandveiligheidseisen moeten dus kunnen worden gecombineerd en de er moet van bij het projectontwerp, nog voor de indiening van de vergunningsaanvraag, worden gezocht naar aanvaardbare technische oplossingen.

In het kader van de evaluatie van het BWRO zal een procedurewijziging moeten worden gepland om meer op voorhand de beste technische oplossingen te zoeken die het mogelijk maken om de brandveiligheid te verzekeren en terzelfdertijd de erfgoedkenmerken van de beschermde goederen in stand te houden.