Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de gevolgen van de hervorming van artikel 253, § 2, van het WIB 92 en de niet van de onroerende voorheffing vrijgestelde bedragen

Indiener(s)
Emmanuel De Bock
aan
Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 513)

 
Datum ontvangst: 16/09/2022 Datum publicatie: 18/10/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 14/10/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
22/09/2022 Ontvankelijk
 
Vraag   

In het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt artikel 253 vervangen als volgt: "§ 2. Op verzoek van de belastingplichtige, wordt vrijgesteld van de onroerende voorheffing, het kadastraal inkomen van onroerende goederen of delen van onroerende goederen die aan volgende cumulatieve voorwaarden voldoen:

a) uitsluitend worden gebruikt als plaats voor het openbaar uitoefenen van een eredienst van een erkende godsdienst of van de morele dienstverlening op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing;

b) toegankelijk voor het publiek zijn;

c) regelmatig worden gebruikt voor evenementen van eredienst of van morele dienstverlening op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing;

d) worden beheerd door een plaatselijke instelling, erkend door de bevoegde overheid, belast met het beheer van de temporaliën van de eredienst, of door een instelling voor morele dienstverlening van de Centrale Vrijzinnige Raad.”

Kunt u de lijst bezorgen met de goederen die, sinds de inwerkingtreding van de ordonnantie van 23 november 2017, niet langer de vrijstelling van de onroerende voorheffing genieten (en die deze vroeger genoten), uitgesplitst volgens eredienst of niet-confessionele levensbeschouwing, alsook de in aanmerking genomen bedragen.

 
 
Antwoord    In antwoord op deze vragen, kan ik de geachte Volksvertegenwoordiger het volgende mededelen.

Brussel Fiscaliteit kan de vrijstelling voor openbare erediensten in principe in 4 concrete gevallen intrekken, met name wanneer:

- het gaat om een niet-erkende godsdienst;
- het onroerend goed gebruikt wordt als woning;
- het onroerend goed niet (regelmatig) gebruikt wordt voor de publiekelijke uitoefening van een eredienst;
- het goed niet wordt beheerd door een erkende plaatselijke instelling die belast is met het beheer van de temporaliën van de eredienst.

Er dient evenwel op te worden gewezen dat Brussel Fiscaliteit – in afwachting dat het federaal niveau zijn erkenningsprocedure niet aanpast – geen rekening meer kan houden met de erkenningsvereisten, omwille van een recent arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (nr. 20.165/20).

Sinds de overname van de dienst van de onroerende voorheffing in 2018 door Brussel Fiscaliteit (en aldus sinds de inwerkingtreding van de gewijzigde toekenningsvoorwaarden van de vrijstelling), werden voor 71 patrimoniale percelen een eerder toegekende vrijstelling voor openbare erediensten ingetrokken. Dit voor een totaal netto (niet-geïndexeerd) kadastraal inkomen van 264.930 EUR (of 0,02% van het totaal belaste kadastraal inkomen).

Brussel Fiscaliteit geeft ten slotte mee dat een opsplitsing volgens de betrokken eredienst (of vrijzinnige morele dienstverlening) niet kan worden gemaakt omdat enkel wordt bijgehouden of de vrijstellingsvoorwaarden zijn vervuld. Indicaties daarover kunnen in de kadastrale gegevens wel worden teruggevonden, maar zij weerspiegelen evenwel niet altijd de realiteit.