Schriftelijke vraag betreffende de werking van gemeenschappelijke kinderrechtenverdediger in Brussel – stand van zaken en overleg met de Vlaamse Gemeenschap
- Indiener(s)
- Bianca Debaets
- aan
- Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 931)
Datum ontvangst: 21/10/2022 | Datum publicatie: 01/12/2022 | ||
Zittingsperiode: 19/24 | Zitting: 22/23 | Datum antwoord: 30/11/2022 |
Datum | behandeling van het stuk | Indiener(s) | Referentie | Blz. |
27/10/2022 | Ontvankelijk |
Vraag | Eind 2021 werd een gemeenschappelijke kinderrechtenverdediger bij ordonnantie in het leven geroepen. In het verslag van de plenaire van 21 oktober 2021 schetste u het op deze manier: Aan Franstalige kant roept een gezamenlijke ordonnantie van de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie een gemeenschappelijke kinderrechtenverdediger in het leven, wat de uitbreiding van deze bevoegdheden naar de materies van het Brussels Gewest mogelijk maakt. Er loopt overleg met het Kinderrechtencommissariaat om een gelijkaardige situatie te creëren voor de Nederlandstalige kinderen in Brussel.
Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:
|
Antwoord | Ik heb de eer u het volgende antwoord mee te delen: De Brusselse regering hechtte op 10 november 2021 in tweede lezing haar goedkeuring aan het ontwerp van gezamenlijk decreet en ordonnantie van de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie tot instelling van een gemeenschappelijke kinderrechtenverdediger. Zoals in de nota aan de regering vermeld stond, werd het ontwerp toen ook ingediend bij het Bureau van het Parlement. De tekst wordt momenteel onderzocht door de respectieve parlementen. Het budget dat hiervoor wordt uitgetrokken, moet dienen voor de aanwerving van een VTE. De kosten zouden verdeeld worden onder de minister-voorzitters die bevoegd zijn voor kinderrechten, meer bepaald een derde ten laste van de minister-president van het Brussels Gewest, een derde ten laste van de minister-voorzitter van de GGC en een derde ten laste van de minister-voorzitter van de COCOF. In dit verband werd de nota aan de regering die in tweede lezing werd ingediend, gewijzigd op basis van de opmerkingen van de Raad van State en had de Vlaamse Gemeenschap zich uitgesproken voor een betere bescherming van de rechten van het kind. Rekening houdend met de institutionele moeilijkheden is destijds overleg gepleegd met alle betrokken actoren. Destijds was het idee om een protocollaire overeenkomst tussen de Kinderombudsman en het Kinderrechtencommissariaat samen te stellen. Dit voorstel werd niet gevolgd door het Vlaams Parlement. Vandaag en volgens de informatie die aan het Brussels Parlement is bezorgd, zal het project in de door een interparlementaire commissie bijgewerkte vorm normaliter in 2023 van start gaan. Er is nog niets beslist op het vlak van de communicatie daaromtrent. Wat eventuele wijzigingen betreft, is na de vergadering van de vier voorzitters van de betrokken vergaderingen inderdaad besloten het ontwerp te herschrijven. De belangrijkste wijziging strekt ertoe de administratie van de kinderrechtenverdediger binnen de werkingssfeer van de parlementen te plaatsen, naar het voorbeeld van het Rekenhof. De medewerkers van de parlementen hebben daarom een amendementsvoorstel uitgewerkt, dat zeer binnenkort ter goedkeuring aan de respectieve voorzitters moet worden voorgelegd. Indien dat gemeenschappelijke amendement wordt bekrachtigd, zal het bij de vijf parlementen in kwestie worden ingediend en voor advies naar de Raad van State worden doorgestuurd. Tenslotte en zoals hierboven toegelicht, strekt het ontwerp, zoals het door de medewerkers van de parlementen is herschreven, ertoe de administratie van de kinderrechtenverdediger binnen de werkingssfeer van de parlementen te plaatsen. De nadere regels over het taalgebruik zullen dus in de ad hoc parlementaire commissies worden voorgesteld en besproken. Ik hoop hiermee uw vragen te hebben beantwoord. |