Schriftelijke vraag betreffende de verwerking en recyclage van bouwafval
- Indiener(s)
- Bianca Debaets
- aan
- Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 1316)
Datum ontvangst: 15/12/2022 | Datum publicatie: 02/02/2023 | ||
Zittingsperiode: 19/24 | Zitting: 22/23 | Datum antwoord: 31/01/2023 |
Datum | behandeling van het stuk | Indiener(s) | Referentie | Blz. |
21/12/2022 | Ontvankelijk | |||
31/01/2023 | Bijlage aan het antwoord | p.m. | Bijlage |
Vraag | Enige tijd terug mocht ik u reeds ondervragen omtrent de verwerking en de recyclage van het bouwafval in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (cf. schriftelijke vraag nr. 725). In uw antwoord verwees u onder meer naar de federale bevoegdheden omtrent het mogelijke vermarkten van gerecycleerd bouwafval, maar gaf u ook aan dat het Brussels Gewest werkte aan een besluit dat het mogelijk moet maken om de criteria te bepalen waardoor bouwafval beschouwd kan worden als een product en gebruikt kan worden op bouwwerven. Daarnaast stond er ten tijde van het antwoord ook een nieuw ontwerpbesluit op tafel dat een kader moet scheppen voor de productie en het kwalitatieve gebruik van puin en gerecycleerde granulaten. Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:
|
Antwoord | 1. Op basis van de gegevens uit de verplichte afvalstoffenrapportering (via Brudaweb) door de afvalstoffenoperatoren actief in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en naar aanleiding van de ‘Environmental Performance Review’ van de OESO (2019-2020) werden de afvalstoffengegevens van de periode 2005-2017 verzameld volgens type, oorsprong, enz. Voor bouw- en sloopafval werden de gegevens aangevuld tot en met 2021 (zie tabel en grafiek in bijlage). Het moet benadrukt worden dat dit gaat over alle gegevens van hoofdstuk 17 van de Europese afvalstoffenlijst. Dat hoofdstuk omvat eveneens uitgegraven grond, baggerspecie en zuiveringsslib. Bijgevolg kunnen de cijfers van jaar tot jaar sterk schommelen, afhankelijk van grote afbraakprojecten (werven NAVO, WTC, viaducten, tunnels …) en saneringsprojecten. Volgens de gegevens van de afvalstoffenrapporten werd gemiddeld 90% van die afvalstoffen nuttig toegepast (code R ofwel Recovery) gedurende de periode 2017-2021. 2. Het Gewest stuurt talrijke acties en een strategie aan ter preventie, hergebruik en recyclage van het bouw- en sloopafval. Een van die projecten is GRO, een instrument om de duurzaamheid en circulariteit te beoordelen bij elke fase van renovatie-of bouwprojecten. Meer info daarover vindt u op de volgende website: www.gro-tool.be. Een ander proefproject betreft het sloopprotocol. Om over kwaliteitsvolle materialen te kunnen beschikken die opnieuw gebruikt kunnen worden, is een goede aanpak bij de bron essentieel tijdens de sloop: een zorgvuldige ontmanteling van de bouwelementen met het oog op hergebruik en een selectieve sloop met sortering ter plaatse voor een kwaliteitsvolle recyclage. Door meer homogene materiaalstromen te creëren, ontstaat er namelijk minder verontreiniging van de fracties. Om gezamenlijk de weg naar sloop in te slaan, stelt het Gewest het protocol voor sloopwerkzaamheden voor, een leidraad met goede praktijken voor alle spelers die betrokken zijn bij sloopwerkzaamheden. Dat protocol zal getest worden in 2023 en 2024. Ten slotte zijn er besprekingen aan de gang over een voorstel van besluit over bepalingen in verband met gerecycleerde granulaten en uitgegraven gronden. Het doel is een kader te scheppen zodat gerecycleerde granulaten en uitgegraven gronden die overeenkomstig de bepalingen van het voorstel van besluit beheerd en gebruikt worden, de ‘einde-afvalstatus’ bereiken en zo op een ecologisch verantwoorde manier gebruikt kunnen worden. 3. Een dergelijke studie met betrekking tot de economische impact door de afwezigheid van voldoende verwerkingscentra in het Gewest is nog niet uitgevoerd. Door het huidige gebrek aan een traceerbaarheidssysteem voor afvalstromen van de bouw is de bestemming van bouwafval slecht gekend. Het hierboven vermelde besluit zou dat moeten verhelpen. Het afvoeren van bouw- en sloopafval buiten het Gewest gaat gepaard met een kost. Echter dient er wel op gewezen te worden dat er een aantal verwerkers van bouw- en sloopafval zich in het Gewest bevinden. Bovendien is het niet eenvoudig om een verwerkingsinrichting te openen op het Brusselse grondgebied, gezien de omvang van de installaties en opslagplaatsen en de hinder die een dergelijke site met zich meebrengt. Viabuild nv is momenteel de enige producent van gerecycleerde granulaten (COPRO-gecertificeerd) in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 4. Zoals al vermeld in mijn antwoord van twee jaar geleden wordt hier niet echt onderzoek naar uitgevoerd omdat de recyclage van bouwafval een activiteit is die moeilijk te verenigen valt met het stedelijke karakter omwille van eventueel lawaai en eventuele stofhinder. Zoals in vorige vraag vermeld zijn er voldoende brekers in (met name Viabuild) en rond het Gewest. 5. De verschillende initiatieven vermeld in vraag 1 maken deel uit van dat beleid. Het ontwerpbesluit over gerecycleerde granulaten en uitgegraven gronden zal een kader scheppen waardoor het niet meer nodig zal zijn om voor elk gebruik een afzonderlijke vergunning te vragen. Afhankelijk van de oorsprong van het gerecycleerde bouwafval en het al dan niet verkregen hebben van een einde-afvalstatus, moet vandaag een specifieke vergunning (sanering, vergunning voor de site of milieuvergunning) aangevraagd worden. Met de tool TOTEM, die samen met de twee andere gewesten ontwikkeld is, kan de milieu-impact berekend worden van de materialen die bij het ontwerp van een project gebruikt zullen worden. De integratie van de door de fabrikanten aangegeven EPD's (Environmental Product Declarations) in TOTEM stimuleert innovatie om de milieu-impact van bouwmaterialen te verminderen, onder meer door het gebruik van lokale en/of gerecycleerde grondstoffen. Milieuclausules worden gebruikt bij overheidsopdrachten om aannemers aan te moedigen duurzame materialen (waaronder gerecycleerde materialen) te gebruiken bij bouw- en renovatieprojecten. Via de BREEAM-certificeringen worden die praktijken al aangemoedigd, door meer punten toe te kennen wanneer die aanwezig zijn. In de nabije toekomst zal ook de GRO Sustainable Building Benchmark, een instrument dat gezamenlijk door de drie gewesten ontwikkeld werd, bijdragen tot die dynamiek van het benadrukken van die praktijken door meer punten toe te kennen wanneer ze aanwezig zijn. Die aspecten zullen versterkt worden in de Shifting Economy (de gewestelijke strategie voor economische transitie). 6. Het ontwerpbesluit over gerecycleerde granulaten en uitgegraven gronden zal binnenkort voorgelegd worden aan de regering voor een eerste lezing. De inwerkingtreding van het besluit is dan voorzien in verschillende stappen om de sector de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden. 7. Het ontwerpbesluit waarover besprekingen aan de gang zijn zou het mogelijk moeten maken om meer gerecycleerde granulaten te hergebruiken, waarbij een evenwicht tussen de bescherming van het milieu, de gewestelijke doelstellingen voor circulariteit en het lokale hergebruik van grondstoffen gewaarborgd wordt. Er wordt een harmonisering voorzien met de Vlaamse normen die van toepassing zijn voor gerecycleerde granulaten in bouwkundige toepassingen zoals funderingslagen. 8. Zoals hierboven uitgelegd bevindt het ontwerpbesluit over uitgegraven gronden en gerecycleerde granulaten zich in de eindfase. Het ontwerpbesluit zal daarna zo snel mogelijk voorgelegd worden aan de regering. |