Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de toegang tot het beroep van vervoerder

Indiener(s)
Marc Loewenstein
aan
Elke Van den Brandt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid (Vragen nr 1478)

 
Datum ontvangst: 22/12/2022 Datum publicatie: 21/06/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 21/06/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
23/12/2022 Ontvankelijk
 
Vraag   

De bevoegdheid voor de toegang tot het beroep van vervoerder is bij de 6e staatshervorming aan de gewesten overgedragen. Zolang de gewesten het federale systeem niet omzetten, wordt de federale regering geacht het te blijven beheren. In feite heeft zij zich echter van deze bevoegdheid ontdaan sinds de overdracht ervan.

Met als gevolg: met uitzondering van Vlaanderen, waar de omzetting wel degelijk heeft plaatsgevonden, zijn de Brusselse en Waalse gewesten dus niet verder gekomen. Hierdoor kunnen de Brusselse en Waalse ondernemers niet tot het beroep toetreden in hun eigen gewest. 

Tot slot is,  zowel op federaal als Vlaams vlak, de toegang tot het beroep van vervoerder vereist vanaf een laadvermogen van 500 kg.

Gelet op het bovenstaande zijn mijn vragen als volgt:

  1. Wanneer denkt het Brussels gewest de toegang tot het beroep van vervoerder om te zetten in zijn interne rechtsorde?

  2. Hoe verklaart men dat deze materie er nog steeds niet is geregeld?

  3. Hoe verzekert of zal het gewest de opleiding van de betrokken chauffeurs verzekeren?

  4. Is Brussel van plan zich aan te passen aan de oude federale en de Vlaamse regeling, met name wat betreft de drempel van 500 kg laadvermogen waarboven een vergunning nodig is?

 

 
 
Antwoord    Het Brussels Gewest is zet momenteel de Europese richtlijnen betreffende de toegang tot het beroep voor de sector van het wegtransport om, voor de bepalingen die tot het gewestelijke bevoegdheidsdomein behoren. De moeilijkheden op vlak van rekrutering van personeel (en meer specifiek van juristen) heeft helaas een negatief effect op de omzettingstermijnen.
Naast het regelgevende luik zijn er onderhandelingen gaande over de overplaatsing van federaal personeel naar de gewesten en de daarmee samenhangende middelen. Het is echter verre van zeker dat deze onderhandelingen voor het einde van de legislatuur zullen worden afgerond. Dit houdt in dat het Brussels Gewest extra personeel uit eigen middelen zou moeten aanwerven om deze bevoegdheden volledig uit te oefenen, terwijl er binnen de FOD Mobiliteit nog gekwalificeerde mensen in dienst zijn.

Deze stand van zaken belet de betrokken administraties niet om samen te werken, noch belet zij mijn kabinet om de bezorgdheid van de actoren in de sector over te maken aan het kabinet van minister George Gilkinet.

- Op vlak van de regelgeving is de bepaling die van toepassing is betreffende de vervoersvergunningen de wet van 15 juli 2013, waar in artikel 55 wordt gesteld dat een vervoerder verplicht een vervoersvergunning moet hebben wanneer zijn nuttig laadvermogen meer dan 500 kg bedraagt (het nuttig laadvermogen is het maximale gewicht dat een voertuig mag vervoeren (lading en passagiers)).
Volgens de bepalingen van de Europese regelgeving (verordening EU 2020/1055) moeten vervoerders echter over een vervoersvergunning beschikken wanneer de toelaatbare maximummassa (de toelaatbare maximummassa is de maximale massa van het in het verkeer gestelde voertuig volgens de inschrijving):
· > 3.500 kg voor nationaal vervoer;
· > 2.500 kg voor het andere vervoer.
We stellen dus vast dat er momenteel een contradictie is tussen het Belgische recht en de Europese regelgeving. De gewestelijke regeringen en de federale regering hebben hierover al overlegd.
De toelaatbare maximummassa en het nuttig laadvermogen zijn immers twee verschillende begrippen. De toelaatbare maximummassa is de werkelijke massa van het voertuig in het verkeer en het nuttig laadvermogen is het maximumgewicht dat een voertuig kan vervoeren.
De kwestie van het gebruik van het ene of het andere is nog niet opgelost door Brussel Mobiliteit, dat samen met de andere administraties blijft samenwerken om de juridisch meest correcte manier te vinden om deze tegenstrijdigheid op te lossen.