Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de rentelasten voor 2023

Indiener(s)
Cieltje Van Achter
aan
Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 580)

 
Datum ontvangst: 28/02/2023 Datum publicatie: 13/04/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 30/03/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
03/03/2023 Ontvankelijk
 
Vraag    Begin januari meldde De Tijd dat de rentelasten voor de federale overheid een stuk hoger zullen liggen dan initieel begroot. Aangezien de federale begroting voor 2023 uitging van een beduidend lagere korte- en langetermijnrente, dreigt het begrotingstekort met tientallen tot zelfs een paar honderd miljoen euro te verzwaren.
  1. Hoeveel EUR aan leningen heeft het BHG tot dusver in 2023 opgehaald?

  2. Welke rente wordt hierop betaald?

  3. Is dit in lijn met wat in de initiële begroting voor 2023 is voorzien? Zo nee, kan u mij een actualisering bezorgen van de totale korte- en langetermijninteresten die het BHG in 2023 zal moeten betalen?

 
 
Antwoord    Ik heb de eer u het volgende antwoord mee te delen:

Antwoord op vraag 1:
Sinds begin 2023 zijn voor 976 miljoen euro aan langetermijnfinancieringen beginnen te lopen met een startdatum in 2023. De gemiddelde looptijd is bijna 23 jaar.

Dit betreft 3 soorten volumes:
- 225 miljoen euro werd in voorgaande jaren aangegaan (zogenoemde forward operaties) op basis van een prefinancieringsstrategie voor aflossingen die hun einddatum naderen;
- 701 miljoen euro werd dit jaar al aangegaan;
- 50 miljoen via een equivalent van een consolidatie op twee jaar.
Wat de kortetermijnoperaties betreft, wordt in dit stadium van het jaar (nog vroeg) geanticipeerd op het behouden van een beheersbare kortetermijnschuld, in de orde van 600 à 700 miljoen euro (dat is minder dan 10 % van de directe schuld die naar verwachting ongeveer 10 miljard euro zal bedragen).

Antwoord op vraag 2:
Wat de langetermijnoperaties betreft, ligt de gemiddelde rentevoet momenteel op 2,96 % - bekeken over alle operaties die in deze 976 miljoen euro zijn vervat. Maar die rentevoet is nog niet representatief voor de langetermijnfinancieringskost voor 2023.

Deze erg lage rentevoet is immers te danken aan 225 miljoen euro forward emissies die in 2020-2021 plaatsvonden tegen de toenmalige voorwaarden (zijnde 1,391 % voor het geheel van de 225 miljoen euro). De nieuwe operaties die dit jaar werden aangegaan hebben tot op heden een gewogen gemiddelde rentevoet van 3,45 %.

Gelet op de zowat continue stijging van de rentevoeten en van de OLO’s die in 2022 werd ingezet, wordt verwacht dat de volgende consolideringen de financieringskost voor 2023 nog zullen verhogen. Ter illustratie: de laatste langetermijnoperatie die begin maart werd aangegaan overschreed de symbolische kaap van 4 %.

Wat de kortetermijnoperaties betreft: de vernieuwing van de kortetermijnschuld is onderhevig aan het verloop van de kortermijnrente, die nog sterker is gestegen dan de langetermijnrente. De dagrente ligt momenteel op bijna 2,4 % en de Euribor op 12 maanden bedraagt 3,86 %.

Die stijging van de kortetermijnrente heeft veel te maken met de vijf verhogingen van de Europese richttarieven sinds midden 2022 die in hoofdzaak werden doorgevoerd om de inflatie tegen te gaan. Deze tarieven zijn met 3 % gestegen op een jaar tijd - een nooit gezien tempo sinds de oprichting van de eurozone. De markt verwacht nog meer stijgingen van de richtrente.

Antwoord op vraag 3:
Aangezien de rente sterker gestegen is dan wat verwacht werd bij de opmaak van de initiële begroting 2023, moeten de begrotingsbehoeften 2023 met betrekking tot de allocaties voor het schuldbeheer absoluut opwaarts herzien worden bij de dit jaar geplande begrotingsherziening.