Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de regelgeving betreffende staatssteun

Indiener(s)
Christophe De Beukelaer
aan
Barbara Trachte, staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Economische Transitie en Wetenschappelijk Onderzoek (Vragen nr 705)

 
Datum ontvangst: 14/03/2023 Datum publicatie: 21/04/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 20/04/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
15/03/2023 Ontvankelijk
 
Vraag    In de beheerscontroledocumenten die in het kader van de begrotingsbesprekingen zijn verstrekt, staat dat de regering in het kader van de regelgeving inzake staatssteun een analyse had gepland van alle financiële stromen van Brussel Economie en Werkgelegenheid die niet onder een ordonnantie vallen. Het project is slechts met 40% gevorderd omdat de analyse wel is gestart, maar niet is afgerond.
  • Waarom werd de analyse stopgezet? Is het de bedoeling dat die nog voltooid wordt?

  • Kunt u ons op basis van de verrichte werkzaamheden meer informatie geven over de financiële stromen van Brussel Economie en Werkgelegenheid die niet onder een ordonnantie vallen? Wat voor stromen zijn dat? Over welke bedragen gaat het?

 
 
Antwoord    Ter herinnering: staatssteun is een voordeel dat verschillende vormen kan aannemen en dat selectief aan ondernemingen toegekend wordt, ten laste van de overheden. De Europese Commissie ziet erop toe dat die steun de concurrentie niet vervalst door bepaalde ondernemingen of producties te bevoordelen.

De analyse en de werkzaamheden op het gebied van staatssteun zijn duidelijk vertraagd door de verplichting om ons sinds maart 2020 met voorrang en voortdurend bezig te houden met de begeleiding van de twee opeenvolgende crisissen die we doormaken: de COVID-19-pandemie, die de economische activiteit gedwongen vertraagd heeft, en vervolgens de crisis in verband met de stijgende energiekosten die tot specifieke Europese kaders heeft geleid.

Bovendien worden momenteel twee Europese verordeningen waarin de staatssteun omkaderd wordt, hervormd. Het gaat om:
- de algemene de-minimisverordening;
- de de-minimisverordening voor diensten van algemeen belang.

Voor die hervorming van de Europese Commissie worden de lidstaten geraadpleegd. Ons Gewest neemt dus op zijn niveau deel aan die werkzaamheden.

Chronologisch gezien is de geldigheidsduur van die twee verordeningen verlengd tot 31 december 2023. In principe zou de hervorming dus in 2023 voltooid moeten zijn.

Naast die hervormingen en de door de Europese Commissie georganiseerde raadplegingen heb ik om een ontmoeting verzocht met mevrouw Margrethe Vestager, de uitvoerend vicevoorzitster van de Commissie die met Mededinging belast is, om die problematiek van staatssteun te bespreken.

U ziet dus dat er verder nagedacht wordt over de context van staatssteun. De analyse van het kader van staatssteun van de gewestelijke economische instrumenten kan hervat worden zodra de Europese regelgeving voor staatssteun gestabiliseerd is.

Inhoudelijk is de financiële ondersteuning van het Gewest via Brussel Economie en Werkgelegenheid gebaseerd op verschillende kaders voor staatssteun.

De algemene de-minimisverordening maakt het voor overheden mogelijk om steun te verlenen aan individuele ondernemingen tot maximaal 200 000 euro over een periode van drie opeenvolgende jaren. Facultatieve subsidies met kleine bedragen passen in dat kader. Dat is vaak het geval bij subsidies aan vzw's of bedragen die via projectoproepen toegekend worden.

De de-minimisverordening voor diensten van algemeen belang is een kader voor staatssteun dat van toepassing is op ‘compensaties’ die door de overheid betaald worden aan de onderneming die een opdracht van algemeen economisch belang uitvoert in een domein of in een context (doelgroep, geografisch gebied ...) waar de markt tekortschiet. De compensatie mag niet meer dan 500 000 euro bedragen per opdracht over een periode van drie opeenvolgende jaren. De subsidies aan de lokale economieloketten en aan bepaalde vzw’s passen in dat kader.

Het besluit over diensten van algemeen economisch belang is vergelijkbaar met de de-minimisverordening voor diensten van algemeen belang. Een van de verschillen is dat het plafond van de compensatie vastgesteld is op 15 miljoen euro per jaar en per opdracht. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden zijn natuurlijk strenger. In dat kader passen bijvoorbeeld de dotaties aan hub.brussels, citydev.brussels, het Brussels Waarborgfonds, visit.brussels, Brusoc, Bruxelles Formation en Actiris, alsook de subsidies aan de bedrijvencentra. De bedragen staan in de gewestbegroting.

Er bestaan nog andere kaders voor staatssteun, maar Brussel Economie en Werkgelegenheid gebruikt die niet omdat ze niet overeenstemmen met de context van de financiële middelen die de administratie toekent.

Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, art. 107.1
Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun
Verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen
Besluit van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen