Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de doelstellingen inzake riooloverstorten

Indiener(s)
Jonathan de Patoul
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 1460)

 
Datum ontvangst: 30/05/2023 Datum publicatie: 30/08/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 22/06/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
02/06/2023 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Zoals u weet, zijn lozingen van vervuild water in de Zenne en het kanaal van Brussel zeer schadelijk. Ondanks de inspanningen om het volume te verminderen, moet worden vastgesteld dat er nog steeds zo'n 10 miljoen kubieke meter wordt geloosd. Ter vergelijking: Parijs loost momenteel 2 miljoen m³ afvalwater per jaar in de Seine en Kopenhagen 3 miljoen m³ in zijn waterlopen. In tegenstelling tot Brussel hebben deze twee steden zich echter ertoe verbonden deze lozingen op korte termijn tot nul te herleiden.
  1. Kunt u ons details verstrekken over de evolutie van de hoeveelheid van deze lozingen in Brussel? In welk jaar zou Brussel in dit tempo kunnen hopen niet meer te lozen in de Zenne en het Kanaal?

  2. Waarom beschikt het gewest niet over duidelijke doelstellingen die gericht zijn op een nullozing binnen een bepaalde termijn? Zijn er plannen om een dergelijke doelstelling in de nabije toekomst aan te nemen?

 
 
Antwoord    1.
De situatie in Brussel is niet volledig vergelijkbaar met die in de twee andere genoemde steden. Ons gewest heeft een unitair rioleringsnet, wat betekent dat het oorspronkelijk werd ontworpen om het afvalwater en het hemelwater via de straatkolken op te vangen. Gezien die historische feitelijke situatie en de sterk toegenomen ondoorlaatbaarheid van het Brusselse grondgebied in de afgelopen vijftig jaar, is het momenteel niet realistisch om de overstorten van het rioleringsnet naar het hydrografische net volledig te vermijden zonder het bestaande net te verzwakken en zonder nieuwe overstromingsproblemen te creëren. Tijdens de hevigste regenbuien heeft het rioleringsnet onvoldoende capaciteit om al het afvloeiend water op te slaan, en bovendien zijn de waterzuiveringsinstallaties niet gedimensioneerd om al het afvloeiend water te behandelen.


Het is wel mogelijk om de frequentie waarmee de stormoverstorten worden geactiveerd te verlagen, zodat ze alleen worden ingezet tijdens de zwaarste regenbuien, waarbij een evenwicht moet worden gevonden tussen het beheer van het risico op vervuiling van de ontvangende waterlopen en het overstromingsrisicobeheer in de stad.

Daarvoor is het volgende vereist (stroomafwaarts > stroomopwaarts):
- de werking van de huidige overstorten herzien (zoals de waterbeheerders vanaf 2018 hebben gedaan voor de twee belangrijkste overstorten in Brussel, namelijk de overstorten van Paruck en de Nieuwe Maalbeek, waar na vier jaar de overstorten in de Zenne met 70% konden worden verminderd, en zoals ook wordt gedaan voor het overstort van de Molenbeek);
- de opslagcapaciteit van het rioleringsnet uitbreiden door bijkomende stormbekkens aan te leggen en vooral door een dynamisch beheer van het rioleringsnet in te voeren om die opslagcapaciteit ook bij lichte regenval te benutten, want vandaag vullen de stormbekkens zich enkel bij overstromingsgevaar (er loopt een proefstudie met Hydria voor de Maalbeekvallei);
- last but not least, de hoeveelheid afvloeiend water die in het riool wordt geloosd verminderen en vertragen door de ondoorlaatbaarheid van de stad drastisch te verminderen en door geïntegreerd regenwaterbeheer (GRWB) toe te passen.

Daaromtrent werd een bepaald aantal maatregelen opgenomen in het Waterbeheerplan 2022-2027, maar de doeltreffendheid daarvan zal rechtstreeks afhangen van de omvang van de investeringen en ook van de bereidheid van alle actoren op het grondgebied om over te stappen op een nieuw model van regenwaterbeheer waarbij niet langer ‘alles naar het riool’ wordt gestuurd, en vooral om dat in de praktijk te brengen bij nieuwe projecten, maar ook voor bestaande ondoorlaatbare oppervlakken.

In die context beschikt het Gewest momenteel niet over voldoende gegevens om de potentiële vermindering van de overstorten zoals bepaald in het Waterbeheerplan 2022-2027 (zonder het overstromingsrisico te vergroten) objectief te kwantificeren, omdat er op dit moment te veel parameters onbekend zijn, met name over het tempo van implementatie van het GRWB, en er te veel studies moeten worden opgestart, waaronder simulaties van het hele gewestelijke rioleringsnet (2000 km) die door Hydria en Vivaqua moeten worden ontwikkeld, eveneens gepland in het Waterbeheerplan. Elk overstort en elke vallei moeten worden bestudeerd, elk GRWB-project van significante omvang moet in de analyse worden opgenomen, alsook elk stormbekkenproject, naast studies over het dynamisch beheer, voordat er een cijfer kan worden gegeven.

2.
Gezien de hierboven vermelde elementen is het in dit stadium uiterst moeilijk om duidelijke doelstellingen te hebben in verband met het volledig vermijden van overstorten binnen een bepaalde termijn. Desalniettemin, en op dit punt ben ik het met u eens, moet dat het uiteindelijke doel zijn, dat door de Europese Unie moet worden bevorderd in het kader van de herziening van de richtlijn over stedelijk afvalwater die momenteel wordt besproken.