Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de uitspraken van minister Clerfayt met betrekking tot de tewerkstellingscijfers van vrouwen.

Indiener(s)
Fouad Ahidar
aan
Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 1181)

 
Datum ontvangst: 17/04/2023 Datum publicatie: 05/07/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 26/06/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
02/06/2023 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Tijdens uw optreden op de Brusselse nieuwszender LN24 sprak u zich als minister van Werk uit over de slechte tewerkstellingscijfers van vrouwen. Daarbij gaf u te kennen dat u vindt dat – ik citeer - "Il y a encore beaucoup de femmes en Région bruxelloise qui sont dans un modèle méditerranéen. C'est un modèle méditerranéen du modèle familial où c'est monsieur qui travaille et madame qui reste à la maison."

Met zulke uitspraken stigmatiseert u niet enkel deze vrouwen, u vergéét ook een heleboel zaken. Zaken waar u als minister van Werk bevoegd voor bent. Ik doel daarmee onder andere op het aantoonbaar racisme en discriminatie ten opzichte van vrouwen op de arbeidsmarkt. Zeker vrouwen met een migratieachtergrond hebben doorgaans een nog precairdere positie op de arbeidsmarkt. Zij worden niet enkel gediscrimineerd omwille van hun etniciteit, taal, religie, nationaliteit of verblijfsstatuut, maar stoten daarnaast ook op drempels vanwege hun vrouw-zijn. Hun achtergestelde positie is dus vaak het resultaat van meervoudige discriminatie en racisme waar ons systeem vandaag absoluut niet op voorzien is.

Drempels om werk te vinden doen zich namelijk voor op de verschillende domeinen. Zo zijn het hebben van een sociaal netwerk, de manier waarop de arbeidsmarkt is georganiseerd en de ondersteuning en activering van werkzoekenden, allemaal zeer belangrijke factoren in het al dan niet vinden van werk. Factoren die individuen zelf niet altijd in de hand hebben. Om dus te vervallen in platitudes zoals ‘het zit in hun mediterraanse cultuur’ is niet alleen simplistisch en populistisch, het is ook erg stigmatiserend.

Mijnheer de minister, u weet toch dat er vele alleenstaande moeders zijn die elke dag hard werken om te voorzien in de noden van hun kinderen, maar elke maand opnieuw amper rondkomen. U weet toch dat er vele mensen in de dienstenchequessector zijn – bijna alleen maar vrouwen – die voor weinig geld onze kantoren schoonmaken, poetsen bij mensen thuis of extra zorg leveren. Hetzelfde voor de vele vrouwen zonder papieren die illegaal en in gevaarlijke werksituaties worden tewerkgesteld. U weet toch dat er vrouwen zijn die omwille van hun hoofddoek niet aan de slag mogen gaan bij de onder andere de MIVB.

Ik vraag u daarom: 

  • Op welke manier probeert u specifiek deze precaire doelgroepen te activeren?

  • Welke bijzondere maatregels worden getroffen om hen te bereiken?  

  • Op basis van welke wetenschappelijke basis verklaart u uw uitspraken op LN24?

 
 
Antwoord    De genderkloof in werkgelegenheid en participatie is vergelijkbaar met of kleiner dan die voor EU-migranten voor personen afkomstig uit Latijns-Amerika, Sub-Sahara Afrika en Noord-Amerika. Die kloof is echter ongeveer dubbel zo groot voor immigranten uit het Nabije Oosten en het Midden-Oosten, de Maghreb en Turkije (EU-kandidaat-lidstaten). Bovendien is de participatiekloof nog groter dan de werkgelegenheidskloof. Met andere woorden, een belangrijk deel van de werkgelegenheidskloof wordt verklaard door het feit dat de vrouwen uit deze landen zich niet presenteren op de arbeidsmarkt. Deze landen behoren ook tot de landen waar vrouwen doorgaans minder participeren op de arbeidsmarkt (NBB, 2020).
Terwijl 61 % van de vrouwen van de geïmmigreerde vrouwen van buiten de EU huisvrouw zijn, is dit slechts het geval voor 25 % van de inactieve Belgische vrouwen. Inactieve geïmmigreerde vrouwen zijn dus minder vaak student, in arbeidsongeschiktheid of op vervroegd pensioen
Ik ben niet degene die dit zegt. Het is zelfs niet een van mijn besturen die dat beweert. Het is wat we lezen in de studie "De arbeidsmarktparticipatie van vrouwen” dat in januari 2023 werd uitgevoerd door de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, onder voorzitterschap van Pierre-Yves Dermagne.


Ik heb View, het Brussels observatorium voor werkgelegenheid en opleidingen, om enkele aanvullende gegevens gevraagd. Ik geef u hier de belangrijkste cijfers.
Het verschil in werkloosheidsgraad tussen Belgen en mensen van diverse origine (8,2% voor eerstgenoemden, 20,6% voor mensen van niet-Europese origine) bewijst dat er een opleidingskloof is en ook een sterke discriminatie van mensen van buitenlandse origine. Dit vereist een actief beleid van opwaardering van de vaardigheden, en dus van opleiding, en ook een beleid van bestrijding van discriminatie op grond van afkomst.

En de kleine genderkloof in het werkloosheidspercentage tussen werkzoekenden met verschillende achtergronden (21,1% voor vrouwen en 20,2% voor mannen) laat zien dat extra discriminatie van deze vrouwen wel degelijk bestaat, maar klein blijft.


Ten slotte wordt de lage werkgelegenheidsgraad van Turkse en Marokkaanse vrouwen ook verklaard door hun lagere activiteitsgraad. Verdraai mijn woorden niet: lager betekent niet dat er geen activiteit is. Veel van deze vrouwen zijn actief, velen werken, en dat juich ik toe. Niemand kan ontkennen dat de zorg voor het huishouden een job op zich is.

Ter illustratie: de werkgelegenheidsgraad van vrouwen van Turkse afkomst bedraagt 38,5%, tegenover 56,3% voor mannen. En hun activiteitsgraad is 48,9%, tegenover 68,6% voor mannen.

Deze genderkloof is niet merkbaar bij andere categorieën van immigrantenpopulaties die in arme wijken wonen die ook te kampen hebben met een lagere dekkingsgraad van de kinderopvang dan in de rest van de stad en een lager opleidingsniveau hebben. De participatiegraad van vrouwen van Congolese afkomst bedraagt 42,3%, tegenover 43% voor mannen. Hun activiteitsgraad bedraagt 56,2%, tegenover 57,9% bij de mannen.


Maar, en dat is goed nieuws, als we de gegevens over 30 jaar bekijken, zien we dat de kloof tussen de arbeidsparticipatie van vrouwen en mannen steeds kleiner wordt. De tijd doet dus zijn werk en daar ben ik blij om.
Aangezien wij hier allemaal een egalitaire visie op vrouwen en mannen hebben, kunnen wij ten slotte alleen maar concluderen dat als de arbeidsparticipatie verschilt, dit het gevolg is van het voortbestaan van bepaalde sociale overwegingen.
En dat is precies wat we moeten aanpakken! Een mentaliteit wijzigen duurt helaas nog te lang en is vaak een werk van lange adem. Opvoeding speelt uiteraard een belangrijke rol. Tewerkstelling moet ook beter lonen. Momenteel is het verschil in inkomen tussen loontrekkenden en uitkeringsgerechtigden niet voldoende.
Ik hoop dat de federale regering met een belastinghervorming komt om dit verschil duidelijker te maken.
U vraagt me naar de maatregelen die ik neem. Ik herinner u eraan dat ik minister van Werk, en meer bepaald van Tewerkstelling, ben en dat mensen die willen werken zich moeten inschrijven bij Actiris. We moeten hen toegang tot de arbeidsmarkt garanderen. En dat is wat ik doe:

- door discriminatie bij aanwerving te bestrijden. Ik herinner u eraan dat wij het meest proactieve beleid van het land hebben en dat onze wetgeving zelfs wordt gekopieerd;
- door het vaardigheidsniveau van werkzoekenden te verhogen via een systematische competentiebalans die we binnen 15 dagen opnieuw in deze Commissie zullen bespreken.
- door 2 nieuwe kinderdagverblijven te openen voor werkzoekenden.

Ik draag mijn steentje bij. Ik verwacht hetzelfde van de andere overheidsniveaus.