Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de uitvoeringsbesluiten voor de ordonnantie van 25 april 2019 betreffende het roerend en immaterieel cultureel erfgoed van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Indiener(s)
Marie Nagy
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 860)

 
Datum ontvangst: 05/06/2023 Datum publicatie: 30/08/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 13/07/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
12/06/2023 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Op 20 maart jongstleden stelde ik u een vraag over de evaluatie van de uitvoering van de ordonnantie van 25 april 2019 betreffende het roerend en immaterieel cultureel erfgoed van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In uw antwoord liet u me weten dat "deze ordonnantie in juli 2019 in werking is getreden, maar dat de uitvoering van de meeste bepalingen ervan nog de goedkeuring van een uitvoeringsbesluit door de regering vereist".

Zonder deze uitvoeringsbesluiten zijn de aanwijzing van cultuurgoederen als beschermde cultuurgoederen en de steun voor de bewaring ervan nog niet mogelijk, maar intern werd al wel een eerste indicatieve lijst van potentiële te beschermen cultuurgoederen opgesteld.

Deze uitvoeringsbesluiten lijken echter lang op zich te laten wachten, ondanks het feit dat "Urban.brussels al een jaar bezig is met het opstellen van deze besluiten met een gespecialiseerd advocatenkantoor. Die besluiten zouden voor goedkeuring in eerste lezing aan de regering worden voorgelegd, vervolgens naar de Raad van State worden gestuurd en ten slotte worden geïmplementeerd, maar pas nadat het nodige personeel en de nodige middelen voorhanden zullen zijn.”

  • Hoever staat u met de opstelling van de uitvoeringsbesluiten voor de ordonnantie van 25 april 2019 betreffende het roerend en immaterieel cultureel erfgoed van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Wanneer worden deze besluiten gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad?

  • Welk gespecialiseerd advocatenkantoor werkt mee aan deze uitvoeringsbesluiten? Welke honoraria zijn daar tot op heden aan betaald?

  • Wat is de taakverdeling tussen de ambtenaren van urban.brussels en dit gespecialiseerde advocatenkantoor bij het opstellen van deze besluiten?

  • Welk budget moet beschikbaar zijn vooraleer het ontwerp voorgelegd kan worden aan de Raad van State?

 
 
Antwoord    Het ontwerp van uitvoeringsbesluit is klaar. Het zal zo snel mogelijk aan de regering worden voorgelegd.

Daarna moet het ter advies aan de afdeling Wetgeving van de Raad van State en vervolgens voor een tweede lezing aan de regering worden voorgelegd.


Na een overheidsopdracht kreeg het advocatenkantoor ASAP van Urban de opdracht om de besluiten op te stellen. Momenteel bedragen de betaalde erelonen voor de uitvoering van deze opdracht 62.285,56 euro, alle belastingen inbegrepen.


Urban heeft het advocatenkantoor de opdracht gegeven om de 15 uitvoeringspunten van de bepalingen van de ordonnantie van 2019 op te stellen. De personeelsleden van Urban die rechtstreeks bij deze aangelegenheden betrokken zijn (de verantwoordelijken van de afdelingen Roerend Erfgoed, Immaterieel Erfgoed en Archeologie en de juriste van de DCE) hebben aangegeven welke toelichtingen moesten worden voorzien en in welke zin de besluiten moesten worden opgesteld. De advocatenploeg van ASAP heeft op basis van de verschillende geldende wetgevingen (met name het culturele pact) toelichtingen voorgesteld. Wat de bepalingen die onder beleidskansen vallen betreft, werden deze teksten nadien aangepast op basis van de besprekingen met mijn kabinet


Er werd een totaalbudget van 101.640 euro, alle belastingen inbegrepen, vastgelegd in maart 2020 om de kosten van deze opdracht te dekken. Er blijft dus potentieel iets minder dan 40.000 euro beschikbaar om het ontwerpbesluit aan te passen na eventuele opmerkingen van regeringsleden in eerste lezing en op basis van het advies van de Raad van State.