Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het "non bis in idem"-belastingprincipe met betrekking tot leegstaande onroerende goederen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Indiener(s)
Latifa Aït Baala
aan
Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 630)

 
Datum ontvangst: 05/07/2023 Datum publicatie: 30/08/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 13/07/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
06/07/2023 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Op fiscaal gebied verbiedt het "non bis in idem"-beginsel dat dezelfde belastbare materie door dezelfde belasting (dezelfde belastbare grondslag) en door dezelfde autoriteit wordt belast.

Het is weliswaar mogelijk om een dubbele sanctie op te leggen aan de belastingplichtige wanneer de fiscale sanctie niet bestraffend van aard is, maar bedoeld is om de door de staat geleden schade te compenseren door de betaling van verwijlinteresten.

Ook stelt de jurisprudentie van de Raad van State (12 mei 1960) dat in België het fiscale principe "non bis in idem" niet uitsluit dat een dubbele belasting met dezelfde grondslag wordt geheven, als de rechtvaardiging voor beide belastingen verschillend is.

In het onderhavige geval wordt echter door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en door de gemeente een belasting geheven over dezelfde materie, namelijk de belasting op leegstaande onroerende goederen.

Het transversale karakter van mijn vraag vloeit bovendien voort uit het feit dat ze betrekking heeft op gewestbelastingen waarvan moet worden nagegaan of ze in overeenstemming zijn met artikel 170 van de Grondwet, in het bijzonder §1, §2 en §4, en met de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, in uitvoering van artikel 177 van de Grondwet.

Hoe interpreteert de minister bijgevolg de toepassing van het algemeen rechtsbeginsel "ne bis in idem" met betrekking tot de heffing van een belasting op leegstaande gebouwen in het Brussels Gewest, gelet op het feit dat deze belasting zowel door het gewest als door de gemeente - de stad Brussel - wordt geheven, elk met hetzelfde doel?

Welke (wetgevende of gerechtelijke) stappen zijn er tegen deze belasting ondernomen?

 
 
Antwoord    In antwoord op deze vragen, kan ik de geachte Volksvertegenwoordigster het volgende mededelen.

In 1996 heeft de toenmalige Brusselse Regering een gewestbelasting op leegstand willen invoeren, maar deze poging werd
in fine niet geconcretiseerd (dossier A-149/I-96/97). Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heft met andere woorden vandaag geen leegstandsbelasting.

Het gewest legt wel administratieve boetes op voor (langdurig) leegstaande woningen in het kader van het gevoerde Huisvestingsbeleid. Dit ressorteert onder de bevoegde Staatssecretaris, collega Ben Hamou.