Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de fiscale stimulering van de renovatie en reconversie van gebouwen

Indiener(s)
Cieltje Van Achter
aan
Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 685)

 
Datum ontvangst: 09/01/2024 Datum publicatie: 08/02/2024
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 23/24 Datum antwoord: 08/02/2024
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
12/01/2024 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
08/02/2024 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag    De toekomstige gewestelijke stedenbouwkundige verordening (Good Living) plaatst de renovatie en reconversie van gebouwen voorop als een van de centrale doelstellingen. Van een flankerend fiscaal beleid dat deze doelstelling moet ondersteunen is mij nog niets bekend.

Bij de reconversie van (kantoor)gebouwen naar een meergezinswoning kan in Vlaanderen en in het Waalse Gewest een proportionele vermindering op de onroerende voorheffing worden aangevraagd, gedurende de periode van de leegstand. In Brussel werd deze vermindering op de onroerende voorheffing wegens improductiviteit opgeheven.

  1. Hoeveel bedragen de ontvangsten uit de onroerende voorheffing (2022 en 2023) op respectievelijk kantoorgebouwen en het residentiële gebouwenpark in het BHG? Wat is de totale oppervlakte in m² aan respectievelijk kantoorgebouwen en residentiële gebouwen die hiermee aan de onroerende voorheffing onderworpen is?

  2. Hoeveel vennootschappen zijn onroerende voorheffing verschuldigd in het BHG ten opzichte van natuurlijke personen?

  3. Wat doet de regering om de duurzame renovatie en/of reconversie van gebouwen fiscaal te stimuleren?

  4. Overweegt u om de proportionele vermindering wegens improductiviteit opnieuw in te voeren en zo de renovatie en reconversie van gebouwen fiscaal te stimuleren?

  5. Welk bedrag aan onroerende voorheffing zou het BHG mislopen indien de vermindering wegen improductiviteit opnieuw wordt ingevoerd? Kan u hiervan een overzicht geven per gemeente en al naargelang de korting wordt toegepast voor residentiële en niet-residentiële gebouwen?


 


 


 


 

 
 
Antwoord    In antwoord op deze vragen, kan ik de geachte Volksvertegenwoordigster het volgende mededelen.

Vooreerst dient te worden meegedeeld dat er geen statistische rapportering voorhanden is volgens de aard / aanwending en de totale oppervlakte van een pand aangezien deze informatie voor het beheer van de onroerende voorheffing niet relevant is.

Ook de gegevens die voortvloeien uit de gewestbelasting op niet-residentiële oppervlakten kunnen geen afdoend antwoord bieden op de vraag naar de totale oppervlakte in m² van kantoorgebouwen en bijhorende ontvangsten, daar het toepassingsgebied van deze gewestbelasting breder is dan enkel kantoorgebouwen.

Het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA) houdt evenwel cijfers bij over de
bodembezetting in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (uitgedrukt in kadastraal inkomen en in m²). De betrokken tabellen werden als bijlage (A) van dit antwoord gevoegd.

Wat de verdeling in de onroerende voorheffing tussen belastingplichtige rechtspersonen dan wel natuurlijke personen betreft, kan worden meegedeeld dat er van de 309.746 belastingplichtigen voor het aanslagjaar 2023, 259.605 natuurlijke personen zijn (84%). Het resterende gedeelte bestaat uit 29.034 zelfstandigen (9%) en 21.107 rechtspersonen (7%). Deze verhoudingen blijven jaar na jaar stabiel.

Voorts werd tijdens deze legislatuur zowel het algemeen abattement in de registratierechten opgetrokken naar 200.000 EUR en een bij-abattement voor energetische renovaties ingevoerd. Dit vormt een belangrijke stimulans tot renovatie in hoofde van eigenaar-bewoners. Deze hervorming van het abattement maakt ook deel uit van de RENOLUTION-strategie, die verschillende premies en financieringsoplossingen voor (energetische) renovaties omvat. Er wordt vanuit de Brusselse regering dus, met de beschikbare middelen ondersteuning verleend aan de duurzame renovatie van het Brussels vastgoed.

Wat de proportionele vermindering van onroerende voorheffing voor improductiviteit betreft, kan ik u meedelen dat dit gunstregime reeds bij ordonnantie van 13 april 1995 werd beperkt tot eigenaars van goed onderhouden panden die tijdelijk onbewoond en onproductief waren om redenen buiten de wil om van de eigenaar. Sinds 1995 heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dus de mogelijkheden tot proportionele vermindering van de onroerende voorheffing sterk herleidt en volledig uitgesloten voor de eigenaars van gebouwen die een andere bestemming hebben dan huisvesting. Met de fiscale hervorming van 2016-2017 werd vervolgens (bij ordonnantie van 12 december 2016) de enige hypothese (want in de praktijk moeilijk toepasbaar en controleerbaar en bron van geschillen) afgeschaft die van deze vermindering van onroerende voorheffing overbleef.

De ratio legis in 1995 om dit fiscaal gunstregime stevig in te perken was de strijd aangaan tegen leegstand en verwaarlozing. Leegstand kan echter ook via andere kanalen worden bestreden (zo voorziet de Brusselse Huisvestingscode in administratieve leegstandsboetes). Het debat over het al dan niet terug invoeren van de kwijtschelding of proportionele vermindering voor leegstand / improductiviteit zou dus zeker kunnen worden gevoerd tijdens de volgende legislatuur.