Schriftelijke vraag betreffende initiële begroting voor 2024 voor de diensten van de regering
- Indiener(s)
- Petya Obolensky
- aan
- Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 704)
Datum ontvangst: 04/03/2024 | Datum publicatie: 18/04/2024 | ||
Zittingsperiode: 19/24 | Zitting: 23/24 | Datum antwoord: 18/04/2024 |
Datum | behandeling van het stuk | Indiener(s) | Referentie | Blz. |
08/03/2024 | Ontvankelijk | Uitgebreid Bureau van het Parlement | ||
18/04/2024 | Bijlage aan het antwoord | p.m. | Bijlage |
Vraag | In de initiële begroting voor dediensten van de regering voor 2024 is in document A-784/1 (vervolg 1) een bedrag van 2,399 miljoen euro opgenomen voor AB 02.009.03.01.1100 onder "Wedden van ministers en staatssecretarissen".
Er is ook een vermindering van 26.000 euro in het bedrag dat gepland is voor 2024 in vergelijking met het initiëele bedrag voor 2023, verantwoord door "loonindexering".
In hetzelfde document, AB 02.010.04.01.1100, staat onder "Bedrag ter dekking van de personeelskosten van de voormalige kabinetten" een uitgave van 1,579 miljoen euro.
|
Antwoord | Ik heb de eer u het volgende antwoord mee te delen : 1. In de bijgevoegde tabel vindt u een gedetailleerde opgave per loonbestanddeel voor elk regeringslid voor 2023. 2. Het initiële bedrag 2024 (€ 2.399.000) werd berekend op basis van het initiële bedrag 2023 (€ 2.425.000), met een opwaartse herziening ten belope van de loonindexering van december 2023 (€ 47.045). Op dit globale bedrag werd de besparing van 3% toegepast waartoe de regering beslist heeft voor alle personeelsuitgaven (- € 73.045). 1. Het betreft kosten die zijn verbonden aan de uitvoering van artikel 21bis van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van de Gewestelijke Staatssecretarissen. Voornoemd artikel bepaalt dat aan het einde van de legislatuur of in geval van ontslag aan elk uittredend regeringslid dat en aan elke uittredende staatssecretaris die niet langer een minister- of staatssecretarisschap uitoefent, een adviseur (niveau A3) en een uitvoerend personeelslid (niveau C) ter beschikking wordt gesteld voor een periode van vijf jaar, met ingang van de ontslagdatum. Dit besluit werd opgeheven en vervangen door artikel 32 van het gelijknamige besluit van 31 maart 2022. De nieuwe bepaling voorziet erin dat aan het einde van de legislatuur of in geval van ontslag aan elk uittredend regeringslid dat en aan elke uittredende staatssecretaris die niet langer een minister- of staatssecretarisschap uitoefent, voor een periode van twee jaar een medewerker wiens rang niet hoger is dan die van adviseur ter beschikking wordt gesteld, voor zover het regeringslid of de staatssecretaris dat uitvoerend mandaat gedurende de volledige gewestelijke legislatuur heeft uitgeoefend. Is dat niet het geval, dan wordt de maximumduur van de terbeschikkingstelling verkort in verhouding tot de duur van het uitgeoefende uitvoerend mandaat. Wanneer een regeringslid of staatssecretaris na het beëindigen van zijn of haar ambt lid van een wetgevende assemblee wordt, wordt geen personeel ter beschikking gesteld. Voor 2023 bedragen de bestede kredieten € 1.395.226. 2. Het gaat daarbij om leden van volgende kabinetten: - Ex-minister Vanhengel - Ex-minister Gosuin - Ex-minister Fremault - Ex-staatssecretaris Debaets - Ex-staatssecretaris Jodogne - Ex-staatssecretaris Laanan |