Schriftelijke vraag betreffende de tewerkstellingscijfers van personen met een handicap in de Brusselse OCMW's
- Indiener(s)
- Sadik Köksal
- aan
- Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 580)
Datum ontvangst: 28/04/2022 | Datum publicatie: 20/09/2022 | ||
Zittingsperiode: 19/24 | Zitting: 21/22 | Datum antwoord: 13/07/2022 |
Datum | behandeling van het stuk | Indiener(s) | Referentie | Blz. |
20/05/2022 | Ontvankelijk | Uitgebreid Bureau van de Verenigde vergadering |
Vraag | Invaliditeit is een realiteit die integraal deel uitmaakt van het leven van veel van onze medeburgers. Om hun inclusie te bevorderen, blijft tewerkstelling een doeltreffende hefboom: personen met een handicap hebben veel bij te dragen aan onze organisaties en deze blijven een bevoorrechte plaats om sociale banden te smeden en emancipatie te bewerkstelligen. Het is in die optiek dat de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 21 maart 2018 aan de besturen van de OCMW's een quotum oplegt van één halftijdse werknemer met een handicap per 20 voltijdsequivalenten die in het personeelskader zijn voorzien (d.w.z. 2,5% van het totale personeelsbestand). Een andere ordonnantie voorziet in dezelfde verplichtingen voor het gemeentepersoneel, en het laatste verslag van BPB over dit onderwerp heeft onlangs verontrustende resultaten aan het licht gebracht. Ik heb u hier afgelopen mei over ondervraagd.
|
Antwoord | Op 2 februari 2017 keurde het Brusselse Parlement de ordonnantie goed betreffende de verplichting om personen met een handicap aan te werven in de lokale besturen. In deze ordonnantie wordt bepaald dat de administraties van de lokale besturen per schijf van 20 voltijdsequivalenten (VTE’s) minstens één persoon met een handicap halftijds in dienst moeten nemen (zijnde 2,5% van de VTE’s). Krachtens de ordonnantie mag dat percentage voor de helft bereikt worden door overeenkomsten voor werken, leveringen en diensten te sluiten met maatwerkbedrijven (MWB's). Brussel Plaatselijke Besturen heeft inderdaad een aanzienlijke analyse uitgevoerd van het verslag over de tewerkstelling van personen met een handicap in de Brusselse gemeenten, dat dit jaar in maart werd gepubliceerd. De gemeenten bezorgden de cijfers met betrekking tot de naleving van de voorschriften van deze ordonnantie aan Brussel Plaatselijke Besturen. In 2019 bereikten enkel drie gemeenten het in de ordonnantie vastgelegde percentage van 2,5% personeelsleden met een handicap. In 2020 hebben zeven gemeenten dat percentage bereikt, wat getuigt van een duidelijke verbetering. Enkele gemeenten hebben een beroep gedaan op de diensten van maatwerkbedrijven. Wanneer de grafiek van het percentage personeelsleden met een handicap in de zin van de ordonnantie van 2 februari 2017 echter wordt vergeleken met de grafiek van het rechtstreeks tewerkgestelde personeel met een handicap, is het interessant om vast te stellen dat de mogelijkheid die in de ordonnantie wordt geboden om de helft van het quotum te halen door overheidsopdrachten te plaatsen in maatwerkbedrijven de Brusselse gemeenten weinig lijkt te helpen om dichter bij het quotum te komen. De zeven gemeenten die het quotum van 2,5% bereiken, doen dat immers via rechtstreekse tewerkstelling. Ondanks die cijfers, die weinig bemoedigend kunnen lijken, toont het verslag aan dat de Brusselse gemeenten elk op hun niveau inspanningen leveren om personeelsleden met een handicap aan te werven en te zorgen voor hun integratie in de best mogelijke omstandigheden. Sommige gemeenten werken daarvoor samen met hun OCMW. Helaas werd deze analyse niet uitgevoerd voor de OCMW’s, wat wil zeggen dat we op dit moment geen zicht hebben of de 2,5% waarnaar in de ordonnantie van 21 maart 2018 wordt verwezen voor de OCMW’s wordt gehaald. In dat kader kan ik u de cijfers niet meedelen, aangezien ze gewoonweg niet bestaan. Wij werken aan een samenwerkingsakkoord tussen Brussel Plaatselijke Besturen en de GGC, zodat Brussel Plaatselijke Besturen met haar ervaring wat de gemeenten betreft ook kan instaan voor de gegevensverzameling bij de OCMW’s. Dat zal het mogelijk maken om de praktische modaliteiten vast te stellen voor de evaluatie van de prerogatieven van de ordonnantie en om haar conform te maken. |