Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het afkeurend oordeel van het Rekenhof over de algemene rekening 2021 van de diensten van het Verenigd College.

Indiener(s)
Gilles Verstraeten
aan
Sven Gatz en Bernard Clerfayt, leden van het Verenigd College, bevoegd voor de Gezinsbijslagen, Begroting, Openbaar Ambt en Externe betrekkingen (Vragen nr 87)

 
Datum ontvangst: 14/11/2022 Datum publicatie: 02/02/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 19/01/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
20/12/2022 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag   

In haar 27ste Brusselboek formuleert het Rekenhof een afkeurend oordeel over de algemene rekening 2021 van de diensten van het Verenigd College (DVC). Het Rekenhof meent dat de algemene rekening geen getrouw beeld geeft van het vermogen en de financiële toestand van de DVC op 31 december 2021 en van de resultaten van het boekjaar.

Het Rekenhof baseert dit oordeel op volgende vaststellingen:

  • De aankoop van het gebouw in de Belliardstraat 71 voor 20 miljoen euro moest volledig als uitgave in 2020 aangerekend worden, maar werd gespreid over de jaren 2019-2022. Daardoor zijn de uitgaven in 2021 met 4,3 miljoen euro overschat.

  • De DVC hebben de ontvangsten en uitgaven voor de i.h.k.v. de zesde staathervorming in 2016 overgehevelde bevoegdheid voor de financiering van de ziekenhuisinfrastructuur (A1/A3) enkel in de bedrijfseconomische rekening bruto aangerekend. Hoewel de OBBC elke compensatie tussen ontvangsten en uitgaven verbiedt, werden de dotatie en de behoeften voor de uitgaven van de federale operatoren niet apart verwerkt in de uitvoeringsrekening van de begroting, wat resulteert in een onderschatting van de ontvangsten met 77,8 miljoen euro en de uitgaven met 77,8 miljoen euro.

  • De DVC hebben de afrekeningen tot eind 2019 van uitgaven die het RIZIV gedaan heeft voor rekening van de DVC, geboekt als vordering. Gezien deze afrekeningen reeds verrekend werden via een correctie op de afhoudingen van de federale dotaties zijn de vorderingen overschat en de kosten onderschat met 10,0 miljoen euro.

  • In tegenstelling tot artikel 35 van de OBBC zijn niet alle verrichtingen gehecht aan het boekjaar waarin ze hebben plaats gehad (i.e. het accrual-principe). Door een verkeerde afgrenzing van een aantal aankoopfacturen, zijn de uitgaven, kosten en leveranciersschulden onderschat met 5,9 miljoen euro.

  • De jaarrekening licht de waarderingsregels voor de opbrengsten ingevolge de bijzondere financieringswet (BFW) niet toe. Deze dotaties worden niet volgens het accrual-principe, maar op kasbasis aangerekend.

  • De federale operatoren RIZIV en RVA voeren een aantal bevoegdheden in gevolge de zesde staatshervorming uit voor rekening van de DVC. Over de interpretatie van het overgangsprotocol dat de inhoudingen voor het RIZIV op de dotaties regelde, is een dispuut ontstaan. De inhoudingen voor het RIZIV tijdens het eerste kwartaal van 2015 hadden betrekking op het vierde kwartaal van 2014 en betreffen dus prestaties uit de periode dat de DVC nog niet verantwoordelijk waren voor deze bevoegdheden. Daardoor zou de FOD Financiën 56 miljoen euro te veel hebben ingehouden. Deze kwestie is nog altijd hangende en wordt niet toegelicht in de jaarrekening.

Het Rekenhof wijst er ook op dat de DVC nog geen interne auditdienst hebben georganiseerd zoals bepaald in artikel 80 van de organieke begrotingsordonnantie. De DVC ‘zou dit in de toekomst voorzien’.

Tenslotte heeft het Rekenhof een lijst toegevoegd met terugkerende problemen. 7 problemen zijn wel opgelost, 23 zijn dat niet waarvan vele reeds aangekaart werden in 2016 en een zelfs al in 2010(!). Die laatste betreft het gecentraliseerd overzicht van de subsidies. De DVC heeft intussen een gecentraliseerd platform ‘Eureka’ in gebruik genomen, dat niet volledig operationeel is omdat nog niet alle gegevens werden ingevoerd. Eureka zal vervangen worden door een nieuwe applicatie.

Daarom had ik u graag volgende vragen gesteld:

  1. Hoe gaat u aan de slag met het afkeurend oordeel van het Rekenhof?

  2. Hoe verklaart u de overschatting van de uitgaven met 4,3 miljoen euro voor de aankoop van het gebouw in de Belliardstraat 71?

  3. Hoe verklaart u de onderschatting van de ontvangsten en uitgaven met 77,8 miljoen euro i.h.k.v. de financiering van de ziekenhuisinfrastructuur?

  4. Hoe verklaart u dat met betrekking tot de afrekeningen van uitgaven die het RIZIV gedaan heeft voor rekening van de DVC, de vorderingen en kosten respectievelijk overschat en onderschat zijn met 10 miljoen euro?

  5. Hoe verklaart u dat de uitgaven, kosten en leveranciersschulden onderschat zijn met 5,9 miljoen euro?

  6. Hoe verklaart u dat de waarderingsregels voor de opbrengsten ingevolge de BFW niet in de jaarrekening toegelicht worden en dat de dotaties op kasbasis worden aangerekend?

  7. Kunt u een stand van zaken geven over de 56 miljoen euro die de FOD Financiën te veel hebben ingehouden?

  8. Wanneer zal er binnen de DVC een interne auditdienst worden georganiseerd?

  9. Kunt u een update geven over Eureka en de toekomstige vervanger?

 
 
Antwoord    VRAAG 1:
Hoe gaat u aan de slag met het afkeurend oordeel van het Rekenhof?
Tot voor enkele jaren weigerde het Rekenhof nog een oordeel over de Algemene rekening van de Diensten van het Verenigd College te geven.
De voorbije jaren maakte de directie Begroting & Financiën een serieuze inhaalbeweging om aan de opmerkingen van het Rekenhof tegemoet te komen. Dit leidde inmiddels al tot een oordeel, weliswaar afkeurend. Het is de bedoeling om aan de resterende opmerkingen van het Rekenhof tegemoet te komen. Zeker voor de Algemene rekening 2023. Een goedkeurend oordeel met (of in het beste geval zonder) voorbehoud is de ambitie. Voor enkele opmerkingen zijn de Diensten van het Verenigd College wel afhankelijk verwerkingen door de FOD Financiën.


VRAAG 2:
Hoe verklaart u de overschatting van de uitgaven met 4,3 miljoen euro voor de aankoop van het gebouw in de Belliardstraat 71?

Het Rekenhof wenste dat de totale uitgaven van 20.126.292,98 EUR in 2019 werden vastgelegd en vereffend (met respectievelijke betaaldata van vier schijven respectievelijk in 2019, 2020, 2021 en 2022). Het Verenigd College gaf er echter de voorkeur aan de totale uitgaven in hun totaliteit vast te leggen in 2019 en de vereffening en de betaling van de vier schijven over vier begrotingsjaren te spreiden. Dit werd ook zo in de door de Verenigde Vergadering goedgekeurde Uitgavenbegrotingen opgenomen. De bedragen betreffen 7.082.367,17 EUR in 2019, 4.347.975,27 EUR in 2020, 4.347.975,27 EUR in 2021 en 4.347.975,27 EUR in 2022. Deze bedragen zijn terug te vinden in het Koninklijk Besluit van 21 maart 2019. Deze opmerking van het Rekenhof zal dus in de Algemene rekening 2023 niet meer worden gemaakt.


VRAAG 3:

Hoe verklaart u de onderschatting van de ontvangsten en uitgaven met 77,8 miljoen euro i.h.k.v. de financiering van de ziekenhuisinfrastructuur?

De ontvangsten en de uitgaven in het kader van de financiering van de ziekenhuisinfrastructuur ( A1-A3) worden intern door de FOD Financiën verwerkt. Dit betekent dat deze ontvangsten niet op een bankrekening van de Diensten van het Verenigd College worden gestort en de uitgaven ook niet door de Diensten van het Verenigd College worden gedaan. De Diensten van het Verenigd College boeken de effectieve maandelijkse doorstortingen door de FOD Financiën als vastgestelde rechten. Het Rekenhof wenst dat in de Middelenbegroting en de Uitgavenbegroting de ontvangsten en de uitgaven in het kader van de financiering van de ziekenhuisinfrastructuur ( A1-A3) ook worden opgenomen en dat hiervoor dus de nodige begrotingskredieten worden voorzien. Eigenlijk betreft het in alle gevallen een nuloperatie.

Qua resultaat in absolute termen zijn de ontvangsten en de uitgaven inderdaad gelijk. Qua relatief resultaat (in %) zou het zelfs voordeliger zijn voor de GGC om dit bedrag op te nemen: de basis (totale inkomsten) zou stijgen met 70-80 miljoen EUR.
Deze uitgaven ten belope van 77,8 miljoen EUR ontsnappen volledig aan beslissing en controle van het Verenigd College in tegenstelling tot de andere kredieten (subsidies, lonen, kinderbijslag, …)

VRAAG 4:
Hoe verklaart u dat met betrekking tot de afrekeningen van uitgaven die het RIZIV gedaan heeft voor rekening van de DVC, de vorderingen en kosten respectievelijk overschat en onderschat zijn met 10 miljoen euro?

Op 31 december 2021 stond nog een vordering van 9.950.856 EUR open voor diverse afrekeningen tot eind 2019 van uitgaven die het RIZIV ten laste van de GGC. Die afrekeningen zijn echter, conform het horizontaal protocol, al verrekend middels een correctie op de afhoudingen van de federale dotaties in het kader van de bijzondere financieringswet. De Diensten van het Verenigd College moeten de openstaande vordering dus afboeken. Dit zal nog in 2022 gebeuren.


VRAAG 5:

Hoe verklaart u dat de uitgaven, kosten en leveranciersschulden onderschat zijn met 5,9 miljoen euro?
In het laatste kwartaal van 2021 explodeerde de werklast van het COVID-callcenter, waardoor de kosten drastisch stegen. Bij gebrek aan voldoende begrotingskredieten op de begroting 2021 konden niet alle facturen in 2021 budgettair aangerekend worden. Een deel van de facturen werd dan ook op de begroting 2022 aangerekend.


VRAAG 6:
Hoe verklaart u dat de waarderingsregels voor de opbrengsten ingevolge de BFW niet in de jaarrekening toegelicht worden en dat de dotaties op kasbasis worden aangerekend?

Het principe is dat de afrekeningen op het vorige jaar op accrual-basis moeten geboekt worden. Economisch/boekhoudkundig is hiervoor eventueel een oplossing te voorzien, maar begrotingstechnisch natuurlijk niet.
Feit dat we op kasbasis boeken ligt in lijn met wat ook de Federale Overheid, Vlaanderen, … doen.
Aanpassing federale Uitgavenbegroting voor '22 (Belgisch Staatsblad p. 55811):




Aanpassing GGC-Middelenbegroting voor '22:



Het afrondingsverschil tussen beide begrotingen is logisch, want voor uitgaven naar boven af te ronden, voor inkomsten (in principe) naar beneden.

In de documenten van FOD Financiën wordt letterlijk vermeld: SEC = CAISSE = geen impact op resultaat, in principe & (vooral) coherent tussen entiteiten.



Zoals Het Rekenhof zelf zegt, is de afrekening van '20 pas verwerkt eind '21 en doorgerekend in '22. Het is dus bijzonder moeilijk om te volgen en heeft finaal weinig impact.

Naar de toekomst kunnen we effectief meer informatie hernemen in onze algemene toelichting over een aantal van de elementen aan de basis van de federale dotatie.
Volgens het Rekenhof zou Vlaanderen de enige entiteit zijn die hierover een toelichting in de Algemene rekening geeft. De Diensten Van het Verenigd College zullen de toelichting van Vlaanderen bekijken en proberen over te nemen in de toelichting van de Algemene rekening 2022.

VRAAG 7
Kunt u een stand van zaken geven over de 56 miljoen euro die de FOD Financiën te veel zou hebben ingehouden?

Deze problematiek werd door de Minister-Voorzitter van het Verenigd College op het Overlegcomité tussen overheden aangekaart en wordt ook opgevolgd.
Tijdens het Overlegcomité van 13 juli 2022 werd overeengekomen dat voor de interfederale dossiers met budgettaire impact, waaronder dit dossier, door de federale overheid een voorstel voorgelegd zou worden teneinde tot een akkoord te komen over deze dossiers.
Gelet op deze elementen werd beslist te wachten op dit voorstel waarin met de vraag van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie rekening wordt gehouden (waarvan we de verzekering hebben).

VRAAG 8:
Wanneer zal er binnen de DVC een interne auditdienst worden georganiseerd?


De Diensten van het Verenigd College in de toekomst een formeel controlesysteem/interne audit te organiseren. In 2023 start een project om de haalbaarheid te analyseren.

VRAAG 9:
Kunt u een update geven over Eureka en de toekomstige vervanger?
De Diensten van het Verenigd College hebben een gecentraliseerd platform "Eureka" in gebruik genomen. Aangezien nog niet alle gegevens werden ingevoerd, is het systeem nog niet volledig operationeel. Eureka zal op termijn worden vervangen door een nieuwe database om beter tegemoet te komen aan de technische en operationele noden. De timing is echter afhankelijk van de beschikbare kredieten. In overleg tussen de administraties van Iriscare en de Diensten van het Verenigd College worden keuzes gemaakt binnen de beschikbare middelen (uitsluitend op de begroting Iriscare) en tussen de verschillende noden.