Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de kinderarmoede in Brussel in het licht van het recente UNICEF-rapport

Indiener(s)
Els Rochette
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 789)

 
Datum ontvangst: 09/02/2024 Datum publicatie: //
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 23/24 Datum antwoord: 26/03/2024
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
21/02/2024 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van de Verenigde vergadering
 
Vraag    Kinderarmoede heeft verregaande gevolgen voor het betrokken kind en voor de samenleving als geheel. Het recente rapport van UNICEF maakt melding van een gemiddeld kinderarmoedecijfer van 14,9% in België (12e plaats van de 39 landen). Brussel trekt dat gemiddelde fel naar boven; ongeveer één op de vier Brusselse kinderen in Brussel groeit op in armoede.

Kinderen uit eenoudergezinnen hebben tot drie keer meer kans om in armoede op te groeien dan hun leeftijdsgenoten. Ook kinderen met een handicap en kinderen uit etnische/raciale minderheden worden onevenredig blootgesteld aan deze situatie. Dat verklaart deels waarom de kinderarmoedecijfers in Brussel zo hoog zijn.

In het rapport wordt België over het algemeen positief beoordeeld op het gebied van sociale bescherming, met maatregelen die de kinderarmoede significant hebben verminderd (bijvoorbeeld kinderbijslag). Maar er blijven aanzienlijke uitdagingen bestaan, vooral in Brussel.

Het UNICEF-rapport benadrukt de noodzaak van doelgerichte acties en beleidsmaatregelen die specifiek gericht zijn op het aanpakken van kinderarmoede in ons gewest.

  • Kan u gedetailleerde cijfers verstrekken over de evolutie van kinderarmoede in ons gewest sinds het begin van deze legislatuur, met bijzondere aandacht voor eenoudergezinnen, kinderen met een handicap en kinderen uit etnische/raciale minderheden?

  • Welke concrete stappen worden, in het licht van het Gewestelijk Welzijns- en Gezondheidsplan (GWGP), ondernomen om de toegang tot essentiële diensten voor kwetsbare kinderen en hun gezinnen te verbeteren? Wat zijn de meetbare resultaten die de effectiviteit van deze stappen aantonen, en hoe wordt er gewerkt aan een volledige benutting van rechten?

  • Hoe plant u de Europese Kindgarantie te activeren en de aanbevelingen van UNICEF voor armoedebestrijding bij kinderen en gezinnen te implementeren? Kunt u bijkomende specifieke beleidsmaatregelen of programma's schetsen die kinderarmoede in ons gewest zullen terugdringen, in lijn met de aanbevelingen van UNICEF?

 
 
Antwoord    V1
Het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn analyseert de cijfers van de enquête over inkomens en levensomstandigheden, de EU-SILC-enquête, die sinds 2004 in alle landen van de Europese Unie wordt uitgevoerd. De meeste Belgische en Europese cijfers over gezinsarmoede zijn op die enquête gebaseerd.

Die enquête laat toe om te bepalen welk deel van de bevolking zich onder de armoederisicogrens bevindt, die is vastgesteld op 60% van het mediaan inkomen van de bevolking. Er wordt aangenomen dat in 2023 28% van de Brusselse bevolking zich onder de armoederisicogrens bevond.

De vraag heeft meer specifiek betrekking op de evolutie van de situatie van kinderen, en op de verschillen die bestaan afhankelijk van het soort gezin waarin het kind opgroeit.
In 2023 leefde naar schatting 35% van de Brusselse kinderen onder de 18 jaar in een gezin met een inkomen onder de armoederisicogrens. In 2019 was dat het geval voor 41% van de Brusselse kinderen. Toch kunnen we, gezien de foutmarges die gepaard gaan met elke enquête, zelfs als deze zo degelijk en ernstig werd uitgevoerd als de SILC-enquête door Statbel voor België, niet stellen dat de daling van dat gemiddelde cijfer ondubbelzinnig een echte evolutie weerspiegelt van de armoede die Brusselse kinderen ervaren.

In 2023 bevonden kinderen in gezinnen met twee volwassenen en drie of meer kinderen zich het vaakst in een situatie van armoede: 1 op de 2 kinderen (50%) in dit type gezin leeft onder de armoederisicogrens. Dat geldt ook voor 47% van de kinderen die in een eenoudergezin leven. Kinderen die leven in een gezin bestaande uit een koppel met één of twee kinderen ten laste bevinden zich het minst vaak in armoede: toch loopt ongeveer 20% van de kinderen in deze gezinnen het risico om in armoede terecht te komen.



Net als bij de algemene armoederisicograad voor kinderen, stellen we vast dat de cijfers dalen, maar deze evoluties zijn niet significant genoeg om als een betrouwbare weerspiegeling van de werkelijkheid te worden beschouwd en om te worden beschouwd als niet gerelateerd aan de statistische foutmarge.
In 2023 bevond 28% van de kinderen van wie de moeder in België is geboren, zich onder de armoederisicogrens. Dat is minder vaak het geval in gezinnen waar de moeder in een EU-land is geboren (met uitzondering van België): kinderen die onder de armoederisicogrens leven, maken slechts 19% uit van alle kinderen van wie de moeder in de EU is geboren. Kinderen van wie de moeder in een niet-Europees land is geboren, bevinden zich daarentegen het vaakst in een armoedesituatie (45%). De herkomst van de moeder, hier bepaald op basis van haar geboorteplaats, is dus van invloed op de kans dat een kind onder de armoederisicogrens leeft.


Naast die gegevens van de EU-SILC-enquête, analyseert het Observatorium ook gegevens uit geboorteformulieren. De meest recente beschikbare gegevens hebben betrekking op het jaar 2021. Ook hier moet bijzonder voorzichtig worden omgegaan met de analyse van die gegevens om evoluties in de tijd vast te stellen. Die gegevens zijn immers afkomstig van vragenlijsten die door ouders zijn ingevuld. We stellen vast dat de kwaliteit van die gegevens de afgelopen jaren is afgenomen. In de toekomst zouden die gegevens van betere kwaliteit kunnen zijn als de gegevens die binnen ziekenhuizen worden verzameld kunnen worden gekoppeld aan gegevens uit het Rijksregister en de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. Op basis van de gegevens die momenteel beschikbaar zijn, kunnen we een aantal conclusies trekken, die ook een antwoord bieden op uw vraag.



Over het algemeen is er een daling in het aantal geboortes in gezinnen (koppels of eenoudergezinnen) zonder inkomen uit arbeid: dit was het geval voor 17% van de geboorten in 2021, tegenover 20% in 2019 en 24% in 2009.

Geboortes in een eenoudergezin vertegenwoordigen één op vijf geboortes in Brussel, een orde van grootte die sinds 2015 stabiel is gebleven.


Bij 55% van de geboortes in eenoudergezinnen is de moeder niet alleen alleenstaand, maar heeft ze ook geen inkomen uit arbeid.
Voor geboortes bij koppels stellen we vast dat de situaties waarbij het koppel twee inkomens uit arbeid heeft, licht lijken toe te nemen (55% van de geboortes bij een koppel in 2019 en 59% in 2021).
Voor verschillende indicatoren lijkt de situatie van niet-Belgische moeders minder gunstig dan die van Belgische moeders: iets meer geboortes in eenoudergezinnen, veel meer geboortes in gezinnen zonder inkomen uit arbeid.





V2
Zoals we al hebben vermeld, leeft 47% van de kinderen uit eenoudergezinnen in armoede. In dat kader werd een Brussels transversaal plan ter ondersteuning van eenoudergezinnen opgesteld. Bovendien wordt in het strategisch plan van het Geïntegreerd Welzijns- en Gezondheidsplan bijzondere aandacht besteed aan kinderen die in armoede leven en aan eenoudergezinnen. De ambitie van die plannen is om zoveel mogelijk gewestelijke hefbomen te activeren om innovatieve acties te ontwikkelen ten behoeve van eenoudergezinnen. Er staat een hele reeks acties in die bedoeld zijn om een stimulans te bieden om te voorzien in de behoeften van die doelgroep.
Het gaat met name om de organisatie van een bewustmakingscampagne voor het brede publiek over kwesties met betrekking tot eenoudergezinnen, waarbij informatie wordt verschaft over het aanbod van bestaande diensten. Er werden ook opleidingen georganiseerd voor maatschappelijk werkers van de OCMW’s om maatregelen en goede praktijken uit te wisselen die kunnen worden ingevoerd op het vlak van eenoudergezinnen (aanpassing van de dienstregeling, kindvriendelijke ruimten, enz.) om de non-take-up van rechten tegen te gaan.
In het GWGP is ook voorzien in een voortzetting van de steun aan initiatieven ter ondersteuning van gezinnen (bv. via solidaire begeleiding bij Le Petit Vélo Jaune).

Ook de kinderbijslag mag niet worden vergeten als concrete maatregel.

Er moet echter worden benadrukt dat de verschillende maatregelen ten behoeve van kinderen onder verschillende bevoegdheidsniveaus vallen.

V3
Zoals eerder vermeld, beogen het Geïntegreerd Welzijns- en Gezondheidsplan en het Brussels transversaal plan ter ondersteuning van eenoudergezinnen kinderarmoede terug te dringen via verschillende gerichte acties. Het is niet de bedoeling die plannen te beëindigen, maar wel ze te bestendigen in de toekomst. Dat hopen we tenminste.