Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de stand van zaken van het Brussels industrieplan.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Barbara Trachte, staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Economische Transitie en Wetenschappelijk Onderzoek (Vragen nr 98)

 
Datum ontvangst: 12/02/2020 Datum publicatie: 04/05/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 30/04/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Verwijzing commissie Economische zaken en Tewerkstelling p.m.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    In januari 2019 stelde de Brusselse regering het allereerste Brussels industrieplan voor. Het doel dat de Regering vooropstelt is de tanende Brusselse industrie nieuw leven in te blazen, om dit te doen legt het industrieplan maar liefst 106 maatregelen voor. Deze moeten resulteren in tewerkstellingsgroei en het creëren van meer welvaart.

Het Industrieplan formuleert naast een visie ook een methode om de broodnodige impuls te geven. Het plan gaat over de volgende sectoren:

· de bouwsector
· de verwerkingssector en de sector van innoverende materialen
· de agro-alimentaire sector
· de gezondheidssector
· de sector van de creatieve en culturele industrieën.

In het plan worden ook vier hoofduitdagingen bepaald voor de herstructurering van de industrie in de stedelijke omgeving:

· gekwalificeerde arbeidskrachten
· mobiliteit
· ontwikkelingsruimtes
· een stimulerende context

In het Regeerakkoord staat het volgende te lezen: ‘Daarnaast hebben ook de stedelijke industrie en productievestigingen ten volle hun plaats in de stad van de eenentwintigste eeuw: we moeten de economische en industriële functie vrijwaren, zodat in het Gewest productieactiviteiten kunnen blijven bestaan die voldoen aan plaatselijke behoeften en Brusselse arbeidskrachten tewerkstellen.’

Verder lees ik ook: ‘Voor de Regering is het noodzakelijk om over te stappen van een lineair economisch model naar een circulair economisch model. Niet alleen om tegemoet te komen aan eisen rond milieu en grondstoffenbeheer, maar ook de opportuniteiten te valoriseren die zich aandienen voor nieuwe sectoren die zorgen voor niet-delokaliseerbare jobs.‘

In de beleidsbrief lees ik verder dat er een afstemming van het industrieplan met de plannen rond de transformatie naar een circulaire economie (GPCE) en het beleid rond afval (HABP) moet gebeuren en dat het industrieplan de circulaire economiebeginselen op grote schaal toepast. Daarnaast staat het plan ook voor de digitalisering van de productieactiviteiten. Om de opvolging van de concretisering van de plannen te vereenvoudigen ziet de Regering de nood aan een nieuwe IT-tool.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Over welke monitoringsinstrumenten beschikt u binnen uw administratie om de evolutie inzake de industrie voor de prioritaire- en niet-prioritaire sectoren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op te volgen? Hoe en door welke organen worden deze gegevens dan verder geanalyseerd? In hoeverre beschikt u over instrumenten om de effecten van de maatregelen uit het industrieplan op te volgen? Hoe zijn de indicatoren opgemaakt? Zijn deze wetenschappelijk gevalideerd? Welke wetenschappelijke instanties zijn hierbij betrokken en wat was hun inbreng? Zijn deze monitoringinstrumenten overlegd met de adviesorganen en de betrokken sectoren: waren ze hiermee akkoord? Wat is hun inbreng in de definitiebepaling en de evaluatie van het Plan?

- Kan u een inschatting geven over hoe de transitie naar een circulaire economie wenst te creëren? Kan u concrete voorbeelden geven van maatregelen die dit voornemen waar zullen maken? Heeft men onderzocht wat het effect is op de tewerkstelling in de sectoren zoals de bouwsector of de verwerkende industrie? Via welke maatregelen zal het (negatieve) impact op tewerkstelling worden verzacht of aangepakt? Is de oprichting van een soort “omschakelingsfonds” onderzocht?
 
 
Antwoord    Hieronder vindt u de antwoordelementen die mijn antwoord op uw vorige vraag over het Industrieplan (nr. 72) vervolledigen.

Op het gebied van bestuur en beheersinstrumenten voorzag het Industrieplan inderdaad in de opstelling van een beknopte boordtabel, met een beperkte reeks uitvoerings- en resultaatsindicatoren, maar dit is niet in de praktijk gebracht, met name omdat het plan helemaal aan het einde van de legislatuur werd goedgekeurd.

Omdat de evaluatie nog aan de gang is, zijn de werkzaamheden aan het Industrieplan - in zijn huidige versie - nog niet begonnen. We hopen de co-evaluatie snel af te ronden, zodat we samen met alle hoofdrolspelers dit plan ter ondersteuning van de productieactiviteiten die het Gewest zo hard nodig heeft, kunnen uitvoeren.

Welke maatregelen in het bijgewerkte plan ook worden voorgesteld, het is inderdaad belangrijk om de doeltreffendheid ervan te evalueren. Daarom is het de bedoeling een specifieke werkgroep op te richten om de in het oorspronkelijke plan voorziene boordtabel te actualiseren en op te volgen. We rekenen op de expertise van de verschillende organisaties die deel uitmaken van deze werkgroep (BISA, BEW, HUB, enz.) om de soliditeit van de indicatoren en de gegevens die zullen worden verzameld, te verzekeren.

Ten slotte is de uitvoering van het Industrieplan als gedeelde prioriteit opgenomen in de Go4Brussels-strategie. De sociale partners zullen dus worden geraadpleegd overeenkomstig de modaliteiten die in de strategie zijn vastgelegd.

Om de klimaatambities die het Gewest zich in het kader van het NEKP heeft gesteld, te verwezenlijken, moet worden gewerkt aan de economische transitie naar een koolstofvrije en circulaire economie, i.e. een economie die de milieudoelstellingen omzet in economische kansen, de economie in Brussel verankert om lokaal te produceren wanneer dat kan, toegevoegde waarde creëert voor de Brusselaars en ten slotte bijdraagt tot nieuwe werkgelegenheid die van hoge kwaliteit en niet gemakkelijk delokaliseerbaar is. Er zijn al verschillende concrete maatregelen gedefinieerd die rechtstreeks verband houden met de Go4Brussels-strategie. Ik denk onder andere aan de geleidelijke transitie van alle economische ondersteuningsinstrumenten naar koolstofarme productiemodellen, naar de circulaire en regeneratieve economie, naar sociaal en democratisch ondernemerschap en naar de digitalisering van de economie, en aan de ontwikkeling van een stimuleringsprogramma voor overheidsbestellingen en een Brussels aanbod dat koolstofvrij en circulair is, de oprichting van een alliantie ‘Werkgelegenheid-Leefmilieu-Financiën’, die alle sectorale actoren zal samenbrengen rond de uitvoering van de Strategie voor de duurzame renovatie van de gebouwen in Brussel of de heroriëntatie van het Industrieplan zodat het in overeenstemming is met de economische transitie.

Deze economische transitie zal intrinsiek billijk zijn, wat inhoudt dat het de bedoeling is de kwestie van haar sociale en ecologische weerslag centraal te stellen in het economische overgangsbeleid, zodat de logica's elkaar wederzijds versterken in plaats van elkaar tegen te werken. De ecologische transitie is daarmee een instrument van sociale rechtvaardigheid en deze moet op haar beurt een motor zijn van de ecologische transitie. Dit leidt er onder meer toe dat men zich bevraagt over het ondernemingsmodel en het sociaal en democratisch ondernemerschap, d.w.z. een bestuursmodel voor de onderneming dat vertrekt van de maatschappelijke uitdagingen, en dan meer bepaald met betrekking tot het leefmilieu, en van de bewustwording dat menselijk kapitaal een stakeholder is in de onderneming.

De bouwsector en de stedelijke industrie zijn gedefinieerd als sectoren die kwaliteitsvolle banen kunnen opleveren in het kader van de Go4Brussels-strategie. Aan deze sectoren zal dan ook bijzondere aandacht worden besteed in het kader van de verschillende plannen en programma's ter ondersteuning van de economische transitie.