Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de intergewestelijke afsprak inzake ozonpieken en opvolging Nationaal Hitteplan.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 232)

 
Datum ontvangst: 28/02/2020 Datum publicatie: 11/05/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 07/05/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Al enkele jaren maken we zeer warme zomers mee. Het Belgisch nationaal plan dateert van 2005. Bedoeling van dit plan is om te anticiperen op het opduiken van hitte- en ozonpieken.

België is een complex land met bevoegdheden die verdeeld zijn over de Federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen. Het nationaal plan wordt daarom opgevolgd door een Werkgroep Ozon en Hitte waarin vertegenwoordigers van alle betrokken overheden in België (Federaal, Gewesten en Gemeenschappen) participeren.

Door de zesde staatshervorming zijn het nu de deelstaten die voornamelijk bevoegd zijn voor de uitvoering van dit plan. Zij zijn verantwoordelijk voor de sensibilisatie alsook voor het uitsturen van de warmtewaarschuwingen

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Hoeveel keer is deze werkgroep “Ozon en Hitte” bijeengekomen sedert september 2019? Wat werd er al in 2020 besproken om pro-actief na te denken over een actualisering van het Hitteplan en bepaalde maatregelen te anticiperen? Welke bijdrage levert het Brussels Gewest aan deze werkgroep en aan het Nationaal Plan? Welke initiatieven onderneemt Leefmilieu Brussel om de ozonpieken in het Gewest te monitoren? Over hoeveel meetstations kan men beschikken tegen de zomer van 2020? Hoeveel nieuwe meetstations zijn er sinds de start van de huidige legislatuur bijgekomen en op welke locaties? Welke impact hebben deze nieuwe meetstations op de metingen?

- Welke nieuwe intergewestelijke afspraken bestaan er momenteel omtrent de te nemen maatregelen wanneer de drempelwaarden aan ozonpieken of hitte overschreden worden? Op welke manier wordt daar in samenspraak met Ircel bepaald welke aanpak men dient te hanteren en in hoeverre worden daar concrete maatregelen aan verbonden?

- Kan u toelichten of het BHG nieuwe sensibiliseringsmaatregelen voorbereidt terzake of ook nieuwe procedures aan het uittekenen is m.b.t. warmtewaarschuwingen? Hebt u deze al overgemaakt binnen de werkgroep en de andere overheden? Welk budget voorziet u voor deze nieuwe maatregelen?
 
 
Antwoord    1.

Sinds september 2019 is de werkgroep “Hitte en ozonpieken” twee keer bijeengekomen: op 8 november 2019 en op 10 januari 2020. Er was een vergadering gepland op 8 april 2020, maar die moest worden geannuleerd gezien de huidige context.

Tijdens die laatste twee vergaderingen werd gesproken over de evaluatie van de werking van de alarmfase, in het bijzonder over de communicatie en de versterkte maatregelen die specifiek zijn voor die fase. Op basis van een werkdocument dat werd opgesteld door Sciensano werden verschillende maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid besproken in termen van relevantie en haalbaarheid, namelijk: verdeling van drinkwater, zonnebescherming, koelte-eilanden, microbiologische controle van het zwemwater, maatregelen ter vermindering van het verkeer. Tijdens de volgende vergadering zullen het juridisch kader en de budgettaire aspecten worden besproken.

Leefmilieu Brussel neemt actief deel aan de vergaderingen van deze werkgroep.

Voor de bewaking van de ozonpieken in de drie gewesten van het land staat de Intergewestelijke Cel voor het Leefmilieu (IRCEL) in. Die laatste bestaat uit gedetacheerd personeel van Leefmilieu Brussel (LM) voor het Brussels Gewest, van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) voor het Vlaams Gewest en van het Agence Wallonne de l'Air et du Climat (AWAC) voor het Waals Gewest. Elk gewest is dus stakeholder in IRCEL. Zodra een overschrijding van de Europese informatie- en/of alarmdrempel voor ozon wordt voorspeld of waargenomen, stuurt IRCEL een persbericht uit om de bevolking te informeren over de situatie en aanbevelingen te doen om de gezondheid te beschermen. In het Brussels Gewest worden de berichten van IRCEL verder doorgegeven door Leefmilieu Brussel, de GGC en COCOF om rusthuizen, ziekenhuizen, kinderdagverblijven, dagcentra voor gehandicapten, OCMW's enz. te informeren.

Voor de bewaking van de ozonconcentraties telt het Brusselse netwerk 7 meetpunten: Ukkel, Sint-Agatha-Berchem, Sint-Jans-Molenbeek, het Meudonpark, Haren, Sint-Katelijne en Sint-Lambrechts-Woluwe. Die dekking is voldoende om een kwalitatieve monitoring op het grondgebied van het gewest te garanderen. De stations die gewoonlijk de hoogste ozonconcentraties geven, zijn de stations in Ukkel en Sint-Agatha-Berchem, die trouwens het verst verwijderd zijn van directe uitstoot van het verkeer. Voor ozon is er dus geen enkele reden om het meetnet uit te breiden.

Momenteel is men nog bezig met het identificeren van locaties voor toekomstige meetstations. Die locaties zullen uiteraard worden gekozen op basis van het belang van de gegevens die ze kunnen genereren om de inwoners van Brussel maximale transparantie te bieden over de concentraties van luchtverontreinigende stoffen in het Brussels Gewest.


2.

a)
Ozonpieken

De Europese richtlijn 2008/50/EG bepaalt twee drempels waarboven de bevolking moet worden gewaarschuwd: de informatiedrempel, die is vastgesteld op 180 microgram/m3 (uurgemiddelde) en die vooral van belang is voor risicogroepen, en de alarmdrempel, die is vastgesteld op 240 microgram/m3 (uurgemiddelde) en die de hele bevolking aanbelangt.

Indien de Intergewestelijke Cel voor het Leefmilieu (IRCEL) verwacht dat de informatie- of alarmdrempel zal worden overschreden, of een overschrijding op ten minste één meetpunt vaststelt, stuurt het berichten van de luchtkwaliteit aan de bevolking en de pers, en communiceert het ook via zijn website en Twitter.

b)
“Ozon- en hitteplan”

Onafhankelijk van de verzending van die berichten, bepaalt het “Ozon- en hitteplan”, dat werd opgesteld op Belgisch niveau en wordt beheerd door de gewesten, ook dat een specifiek bericht wordt verzonden. Dit plan loopt van 15/5 tot 30/9 (waakzaamheidsfase). Het omvat twee operationele fasen:

• Een waarschuwingsfase op basis van een criterium dat alleen op de temperatuur is gebaseerd (de criteria werden herzien in 2017),
• Een alarmfase op basis van een criterium dat zowel op de temperatuur als op de ozonconcentraties is gebaseerd (de criteria werden herzien in 2019).

De overgang van de ene naar de andere fase gaat in wanneer de drempels worden bereikt. De parameters waaruit die drempels bestaan, zijn gebaseerd op de resultaten van 5-daagse weersvoorspellingen, dagelijkse ozonmetingen en 2-daagse ozonvoorspellingen.

De waarschuwingsfase is gebaseerd op objectieve criteria. De alarmfase vereist bijkomende beoordelingscriteria. Teneinde dat oordeel voor de alarmfase te geven, is in het oorspronkelijk plan uit 2004 bepaald dat een “Risk Assessment Group” (RAG) bijeenkomt, die zal beslissen of aanvullende maatregelen nodig zijn en of de alarmfase moet worden opgestart. De voorstellen voor besluiten en evaluaties worden dan bezorgd aan de “Risk Management Group” (RMG) die is samengesteld uit de bevoegde autoriteiten.

Op operationeel vlak is IRCEL verantwoordelijk voor het afkondigen van de waarschuwingsfase van het 'Ozon- en hitteplan' indien nodig.

Het is de verantwoordelijkheid van het KMI om te oordelen of de criteria voor de alarmfase bereikt zijn voor wat de temperatuur betreft, en van IRCEL voor wat de ozongehaltes betreft.
Indien de criteria van temperatuur en ozonconcentraties die de overgang naar de alarmfase bepalen zijn bereikt, informeert IRCEL de leden van de RAG. De RAG komt onder de coördinatie van Sciensano bijeen om het gezondheidsrisico te beoordelen en na te gaan of aanvullende maatregelen nodig zijn. De Risk Management Group (RMG) is, op basis van het advies van de RAG, het enige aanspreekpunt dat de informatieketen naar de crisiscentra van de deelstaten en het federale crisiscentrum in gang zet.

De criteria om het plan te activeren werden herzien in 2017 voor de waarschuwingsfase, en in 2019 voor de alarmfase.

Zoals in de vorige vraag is aangegeven, zijn er momenteel besprekingen aan de gang om te beslissen over versterkte en specifieke maatregelen in geval de alarmfase wordt opgestart.


3.

Het zoeken naar nieuwe maatregelen om de gezondheid te beschermen in de alarmfase gebeurt in het kader van de werkgroep “Hitte en ozonpieken” waar Leefmilieu Brussel aan deelneemt.

In dit stadium is het de bedoeling om maatregelen te identificeren die een reële bijdrage kunnen leveren aan de vermindering van de mortaliteit en morbiditeit in deze kritieke fase. Daarom vinden de besprekingen momenteel plaats op basis van de voorstellen van Sciensano. Indien uit de besprekingen relevante maatregelen naar voren komen, zullen via de ICLG voorstellen op politiek niveau worden gedaan.