Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de afwijkingen toegestaan aan voertuigen om te rijden in de lage-emissiezone (LEZ).

Indiener(s)
Jonathan de Patoul
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 621)

 
Datum ontvangst: 16/11/2020 Datum publicatie: 10/02/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 04/02/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
23/12/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Artikel 5 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de instelling van een lage-emissiezone (25 januari 2018) somt de voertuigen op waarvoor toegang tot deze zone is toegestaan. In een kalender worden de perioden aangegeven waarin benzine- of dieselvoertuigen van de categorieën M en N1, die aan een bepaalde Euronorm voldoen, in de zone mogen rondrijden.

Deze kalender wordt mettertijd veeleisender. Van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2021 moeten voertuigen die in de LEZ mogen rijden, ten minste voldoen aan de EURO IV of 4-norm voor voertuigen met dieselmotor en aan de EURO II of 2-norm voor voertuigen met benzine- of aardgasmotor. Vanaf 1 januari 2022 tot en met 31 december 2024 moeten voertuigen die in de LEZ mogen rijden, ten minste voldoen aan de EURO V-norm of 5, 5a of 5b voor dieselvoertuigen en de EURO II-norm of 2 voor benzine- of aardgasvoertuigen.

Vrijstellingen kunnen echter worden verleend voor een hele reeks voertuigen, van voertuigen die zijn aangepast voor het vervoer van personen met een beperking tot kampeerauto's.

Geen enkele wijziging echter aan de motor van een voertuig kan de Euronorm van het voertuig wijzigen. U kunt de motor van uw voertuig dus niet vervangen om de "levensduur" ervan te verlengen. Het ziet ernaar uit dat deze verrichting in België alleen mogelijk is voor een voertuig dat vóór 15 juni 1968 in het verkeer is gebracht. Is deze informatie correct?

Ik zou met name willen weten welk(e) type(n) ombouw eventueel is toegestaan op de voertuigen die in mijn vraag worden opgesomd (bijvoorbeeld: voertuigen met dieselmotor, elektrisch voertuig, een voertuig op aardga - of benzinemotor?) en welke oplossingen worden voorgesteld aan eigenaars van voertuigen die binnenkort "verouderd" zullen zijn en die graag over hun eigen motorvoertuig willen blijven beschikken?
 
 
Antwoord    1/

In het kader van deze vraag moeten twee gevallen worden onderscheiden:
1. het voertuig is ingeschreven met een normale nummerplaat: in dat geval moet worden verwezen naar het besluit van 15 maart 1968 (Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen) voor voertuigen die onder een PVG vallen of de kaderrichtlijnen 2007/45 en volgende 2018/858 voor een voertuig met Europese typegoedkeuring. Om de motor van het voertuig te kunnen wijzigen,
moet de aanvrager per chassisnummer de toestemming hebben van de basisconstructeur van het voertuig.
2. Voertuig ingeschreven onder een oldtimer nummerplaat :
o Voertuigen die vóór 15 juni 1968 in gebruik zijn gesteld en waarvoor geen PVG vereist was. Het is mogelijk de cilinderinhoud en het vermogen te wijzigen en toch een veilig voertuig te behouden. Als de aanpassing te omvangrijk is, zullen de veiligheidsvoorzieningen zoals de remmen, de vering, het chassis enz. niet sterk genoeg zullen zijn om de nieuwe belasting te weerstaan.
o Voor voertuigen die na 15 juni 1968 in gebruik zijn gesteld met oldtimerinschrijving moet de
fabrikant/importeur zijn toestemming geven om de motor te vervangen.

Mits deze instemming, indien desgevallend de motor wordt vervangen om te voldoen aan een hogere Euro-norm - en dus als dusdanig wordt beschouwd in het kader van de LEZ – dienen een aantal stappen te worden genomen. Voor een dergelijke wijziging is een nieuwe homologatie van het voertuig nodig om over conforme voertuigpapieren te beschikken.

Om ervoor te zorgen dat het voertuig aan een hogere Euronorm voldoet, zal het ook moeten slagen voor de emissietests op erkende testbanken. Helaas kan deze test niet in België worden uitgevoerd (aangezien er in België geen dergelijke testbanken verkrijgbaar zijn), maar wel in bijvoorbeeld Frankrijk of Duitsland.

Dit kan gebeuren door erkende diensten (b.v. AIB Vinçotte...), die, volgens de informatie die mijn administratie heeft ontvangen, het voertuig voor de test naar Duitsland/Frankrijk brengen. Zo blijkt ook dat :
- De test zelf 2 tot 3 uur in beslag neemt (1 dag voor de test moet het voertuig worden voorgeconditioneerd (+/-1 uur).
- De emissietest wordt uitgevoerd onder toezicht van de erkende dienst.

Zodra het voertuig zijn nieuwe homologatie heeft gekregen, moet de DIV daarvan in kennis worden gesteld zodat de gegevens kunnen aangepast worden. Dankzij deze procedure kunnen de nieuwe kenmerken van het voertuig automatisch in aanmerking worden genomen voor de Brusselse LEZ.


2/

Wat de omschakeling van een voertuig op CNG/LPG betreft, kan dit technisch gesproken alleen voor benzineauto's worden gedaan. In dit geval is geen homologatie vereist. Het voertuig moet echter, naargelang de geldigheid van de afzonderlijke onderdelen van de installatie, naast een technische keuring ook door een erkende installateur worden gecontroleerd.

In het kader van de LEZ, biedt deze verandering van brandstof (benzine naar LPG of CNG) echter geen langere rijtijd voor het voertuig in de LEZ. De toegangsbeperkingen zijn namelijk gebaseerd op de Euro-norm en de brandstof van het voertuig, dus ook CNG en LPG, valt onder dezelfde toegangscriteria als benzine.

In alle andere gevallen is het verboden van brandstof te veranderen zonder toestemming van de bouwer, zoals bepaald in de Europese richtlijnen. Het voertuig moet dan een nieuwe homologatie krijgen (zie definitie 125 van het Koninklijk Besluit van 15 maart 1968).

Deze huidige wettelijke verplichtingen zorgen ervoor dat de bouwer deel uitmaakt van het retrofitproject. De bouwer kan de omschakeling dus zeker weigeren, hetgeen overigens door mijn administratie wordt vastgesteld.

Volgens de informatie die mijn administratie van Brussel Mobiliteit heeft verkregen, lijkt het evenwel mogelijk de omschakeling van een verbrandingsmotor naar elektrische voertuigen te vergemakkelijken door de wetgeving aan te passen, zoals bijvoorbeeld in Frankrijk het geval is. Deze aanpassing dient bij voorkeur in samenwerking met de andere gewesten plaats te vinden.

Het belang van een dergelijke wetswijziging zal worden beoordeeld door mijn diensten, in samenwerking met de minister van Mobiliteit.