Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de splitsing en de versnippering van de bevoegdheid "erediensten".

Indiener(s)
Sadik Köksal
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 750)

 
Datum ontvangst: 13/12/2021 Datum publicatie: 19/01/2024
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 11/02/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
03/02/2022 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Een jaar geleden verklaarde federaal minister van Justitie Vincent Van Quickenborne dat "de Moslimexecutieve een vooruitstrevende islam [zou] moeten uitdragen die compatibel is met onze samenlevingswaarden. Maar er zetelen enkel mannen in en er is ook geen representativiteit van de verschillende taalgemeenschappen." Deze verklaring past in een bijzondere context: sinds enige tijd zijn we regelmatig getuige van controverses rond de Moslimexecutieve van België. Van de saga van een omstreden leiderschap, tot vermoedens van inmenging uit het buitenland, tot de kwestie van radicalisme, minister van Justitie Van Quickenborne heeft zich opvallend uitgelaten over de Moslimexecutieve. Op een bepaald moment was er zelfs sprake van om de erkenning van de Moslimexecutieve in te trekken.

Vandaag zou ik u echter willen horen over een meer specifiek punt. Er zou namelijk een overlegcommissie opgericht zijn om na te denken over de splitsing van de Moslimexecutieve in twee taalkamers, een Nederlandstalige en een Franstalige. Bovendien zou minister Van Quickenborne ook de gewestelijke ministers die bevoegd zijn voor erediensten hebben uitgenodigd om samen te komen rond dit onderwerp. Het doel zou zijn de islamitische eredienst op te splitsen in twee afzonderlijke kamers onder één koepel, wat noodzakelijk is gezien de huidige verdeling van de bevoegdheden op het gebied van erediensten.

De federale overheid blijft immers de vertegenwoordigende instantie van de erediensten aanwijzen. Gezien de versnippering van de bevoegdheden en de institutionele lasagne die wij in België kennen, kunnen deze plannen met recht vragen oproepen. Mijn fractie hoopt dat de Moslimexecutieve van België een sterke en betrouwbare partner kan zijn van de overheden, inclusief de gewestelijke overheden, als het over cruciale projecten gaat. In hoeverre zal een eventuele splitsing echter bijdragen tot de versterking van de Moslimexecutieve? Men zou kunnen vrezen dat dit een manoeuvre is van de federale regering om een dossier waarop zij haar tanden heeft stukgebeten van zich af te schuiven.

Verder zou de federale regering, wetende dat deze optie van splitsing van de Moslimexecutieve en dus van de islamitische eredienst, ook in de verleiding kunnen komen hetzelfde te doen voor de andere erediensten. Het is waar dat de gewesten, waaronder Brussel, de plaatselijke religieuze gemeenschappen die op hun grondgebied gevestigd zijn, goed kennen en dus over een grote deskundigheid beschikken op het gebied van erediensten. Misschien is het echter niet nodig om te denken aan een de facto splitsing. Het is in ieder geval van essentieel belang dat het parlement volledig geïnformeerd kan worden en er eventueel over kan debatteren.

Graag een antwoord op de volgende vragen in dit verband:

  1. Kunt u ons meer vertellen over de contacten die u hebt gehad met minister Van Quickenborne over de splitsing van de Moslimexecutieve, en de erediensten in het algemeen? Hoe zijn die uitwisselingen verlopen? Welke standpunten heeft het Brussels Gewest verdedigd?

  2. Hebt u over dit onderwerp contact gehad met de leiders van de verschillende erediensten in het Brussels Gewest? Zo ja, wat hebt u daarvan opgestoken? Zo niet, bent u van plan om dat binnenkort te doen?

 
 
Antwoord    Ik heb de eer u het volgende antwoord mee te delen:


Op uitdrukkelijk verzoek van de Minister van Justitie vond op 14 december jongstleden een ontmoeting plaats tussen de federale overheid en de deelstaten.

De agenda van de vergadering beoogde een stand van zaken omtrent het onderzoek van de Veiligheid van de Staat naar de huidige structuur van de Moslimexecutieve, de opleiding van imams en de structuur van een nieuwe Moslimexecutieve. Deze aspecten vallen onder de bevoegdheid van de federale overheid.

Ik wijs erop dat de bevoegdheden verbonden aan de erediensten sinds de zesde staatshervorming zijn opgedeeld over het federaal niveau - voor alles wat met de erkenning van de erediensten te maken heeft (en hun representatief orgaan) - en het gewestelijk niveau voor de financiering van de temporaliën van de eredienst.

De behandelde onderwerpen behoren dus volledig tot de federale bevoegdheid.

De Minister van Justitie heeft ons deel gemaakt van zijn bezorgdheid over het aanslepen van de hernieuwing van de Moslimexecutieve en van zijn verzoek aan de Veiligheid van de Staat om deze structuur opnieuw aan een analyse te onderwerpen.

De opleiding van imams via de vzw AFOR en de kwestie van de optimalisering van de informatiedoorstroming tussen de verschillende deelstaten kwamen eveneens ter sprake.

De opsplitsing of regionalisering van de islamitische of enige andere eredienst was niet geagendeerd.


Vermeldenswaard daarbij is dat het koninklijk besluit van 15 februari 2016 houdende erkenning van het executief van de moslims van België in zijn eerste artikel reeds stelt dat de Moslimexecutieve bestaat uit twee colleges: een Nederlandstalig College en een Franstalig College.

Rekening houdend met de naleving van de federale en gewestelijke bevoegdheidsverdeling en met het feit dat voor de behandelde punten uitsluitend het federaal niveau bevoegd is, lijkt het niet dienstig om heden een ontmoeting te organiseren tussen het Gewest en verantwoordelijken van de verschillende erediensten.