Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de naleving van de brandveiligheidsnormen en de rol van de DBDMH bij de brandpreventie in de Brusselse woningen

Indiener(s)
Gaëtan Van Goidsenhoven
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 692)

 
Datum ontvangst: 22/08/2022 Datum publicatie: 08/11/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 20/10/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/09/2022 Ontvankelijk
 
Vraag    Op woensdag 3 augustus brak er brand uit in toren 16 in de Peterboswijk van Anderlecht. Gelukkig vielen er geen slachtoffers, hoewel een tiental mensen helaas bedwelmd was. Het beeld van een moeder die klaarstond om met haar kind van haar balkon te springen om aan de vlammen en de rook te ontsnappen haalde de voorpagina's en bracht de vraag aan het licht of de brandveiligheidsnormen in deze gebouwen wel werden nageleefd.

Volgens de directeur van Comensia, de coöperatie die belast is met het beheer van blok 16, zijn de brandveiligheidsnormen nageleefd, zijn de nooddeuren volledig operationeel en is het gebouw door recente werkzaamheden beter beveiligd tegen brand, aldus de directeur. Hij bevestigt ook dat de DBDMH een positief advies had gegeven over de brandveiligheidsnormen van het gebouw. Er zij op gewezen dat het onderzoek naar de precieze oorzaak van de brand in dit stadium nog niet is afgerond.

Betreffende de oplossingen die het risico van ernstige problemen in geval van brand kunnen helpen verminderen, zijn de voorzitter van de huurdersbond en de directeur van Comensia het eens over het idee om regelmatig evacuatieoefeningen te houden in gebouwen, zowel particuliere als openbare, om risico's zoveel mogelijk te voorkomen en de bewoners te helpen correct te reageren in geval van brand.

Mijn vragen zijn dan ook de volgende:

  • Kunt u bevestigen dat de DBDMH inderdaad een positief advies heeft gegeven over de brandnormen van toren 16 van het Peterbos? Zijn er negatieve adviezen geweest over andere gebouwen in de wijk?
  • Worden er maatregelen genomen om de brandpreventie in Brusselse gebouwen te verbeteren?
  • Worden er, tot slot, evacuatieoefeningen in particuliere en openbare woningen gepland op gewestelijk niveau, in samenwerking met de DBDMH?
 
 
Antwoord    1.
Peterbos 16 betreft een woontoren gebouwd begin de jaren ’70. Het gebouw werd recentelijk gerenoveerd. Tijdens de werken werd ook de brandveiligheid van het gebouw verhoogd.

De DBDMH heeft adviezen gegeven in het kader van de voorbespreking in de projectfase en vervolgens advies gegeven in het kader van de stedenbouwkundige vergunning (2014).
Op 3 mei 2022 werd een controlebezoek ter plaatse uitgevoerd om het einde van de werken te controleren. Er werd een “gunstig advies onder voorwaarden” afgeleverd. Zo waren o.a. de volgende opmerkingen opgenomen in het verslag:
- Gebrekkige brandwerende afdichting van de technische kokers
- Toegang tot de buitentrap kan onvoldoende snel geopend worden
- Ontbreken van enkele controleverslagen (branddetectie, overdrukinstallatie van het trappenhuis)

Er werden geen ongunstige adviezen geformuleerd betreffende andere gebouwen in de Peterboswijk.

Bij de renovatie van Peterbos 12 werden in het kader van de stedenbouwkundige vergunning opmerkingen geformuleerd betreffende de stabiliteit bij brand van het gebouw. De DBDMH beoordeelde deze als onvoldoende.

De dienst komt ook enkel tussen wanneer er een officiële vraag ontvangen van de overheid. In de meeste gevallen wordt tussengekomen in kader van een stedenbouwkundige vergunning bij (renovatie)werken aan de gebouwen.

2.
Momenteel is er wijzigingsbesluit in opmaak inzake de branddetectie. De verplichting van een rookmelder zal worden uitgebreid naar eigenaar-bewoners, zoals dat ook al bestaat in Wallonië en Vlaanderen. Dit valt onder de bevoegdheid huisvesting, de brandweer adviseert bij de opstelling van de tekst.
De inwerkingtreding zal gepaard gaan met een communicatiecampagne.

Er is binnen de brandweer een nieuwe cel sensibiliserende preventie opgestart. Via een traject met Actiris en JES zijn er vier jongeren opgeleid tot brandpreventie adviseur (BPA). Zij zijn sinds september aan de slag. Via een laagdrempelige en wijkgerichte terrein aanpak wil deze cel bepaalde prioritaire doelgroepen bereiken, die anders niet bereikt worden via klassieke communicatiecampagnes.



Er bestaat daarnaast een zekere lacune binnen de wetgeving. De gebouwen opgetrokken vanaf 1995 moeten voldoen aan het KB tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing. Voor deze gebouwen is er dus een veiligheidsniveau bepaald. Voor de hoge gebouwen (meer dan 25m) gebouwd na 1972 is er de norm NBN 713.010 omgezet in koninklijk besluit. Voor gebouwen die voor deze periode zijn gebouwd, en die niet het onderwerp waren van een renovatie (met stedenbouwkundige vergunningen), bestaat er geen specifieke regelgeving.

De dienst preventie van de brandweer is voorstander om minimale voorschriften op te leggen voor de bestaande gebouwen.

Ik heb hiertoe de minister van binnenlandse zaken aangeschreven, inzake de intenties van het federale niveau om bijkomende normen op te leggen. Brandveiligheid is in eerste plaats een federale bevoegdheid, waarbij de basisnormen de grondslag vormen. De minister heeft mij op 29 augustus van dit jaar per brief geantwoord dat er geen plannen bestaan om algemene normen uit te vaardigen voor bestaande gebouwen. Ze is van mening dat bevoegdheidsverdeling die voortvloeit uit de arresten van het Grondwettelijk Hof voldoende duidelijk is opdat de gewesten en lokale overheden hun verantwoordelijkheid kunnen opnemen. Zijnde een residuaire (impliciete) bevoegdheid, kan brandveiligheid worden via aanvullende normen worden uitgeoefend door de gemeenschappen en gewesten in het kader van een bevoegdheid waarvoor de gemeenschappen / gewesten wel expliciet bevoegd zijn gemaakt (huisvesting, crèches, hotels, etc…).

Ik heb de staatssecretaris bevoegd voor wonen hiervan per brief op de hoogte gebracht en voorgesteld om alvast een studie op te starten, met ondersteuning van de DBDMH.

3.
De DBDMH is een voorstander van het “stay-in-place” principe. Bij een brandtussenkomst zullen ze de mensen niet aanmoedigen om hun appartement te verlaten en te evacueren.
Een evacuatie zal de tussenkomst bemoeilijken. Bovendien riskeren ze verrast te worden door de rook. In hun appartement zijn de bewoners relatief veilig.

Bij de brand van Peterbos 16 zijn de meeste bewoners in paniek geraakt. Ze zijn hun appartement ontvlucht en hebben de deuren open gelaten. Zo heeft de rook zich verspreid over de volledige verdieping. Dit heeft een aanzienlijke rookschade gegeven in de andere appartementen.

Het is zeer moeilijk om het menselijk gedrag te beïnvloeden en zeker het gedrag in geval van brand. Om het menselijk gedrag bij een panieksituatie te beïnvloeden is er een uitgebreide training nodig. Dit is voor een woongebouw weinig realistisch.

Er worden dus geen evacuatie-oefeningen aanmoedigen voor woongebouwen daar de DBDMH het “stay-in-place” principe hanteren. Het is nuttiger om de mensen te sensibiliseren betreffende het gesloten houden van de deuren, het plaatsen van rookmelders, beperken van brandlast op de terrassen, vrijhouden van evacuatiewegen… .

Zo heeft de DBDMH samen met de FOD Binnenlandse Zaken een campagne opgezet om de deur van het appartement gesloten te houden bij brand. De nieuwe cel sensibilisering kan op termijn een rol spelen bij het inlichten en sensibiliseren van de conciërges en de VMEs.



Voor gebouwen waar de arbeidswetgeving verplicht is (kantoorgebouwen, bedrijven, scholen…) moeten er wel evacuatie-oefeningen georganiseerd worden. Dit is duidelijk opgelegd in de wetgeving.


De DBDMH heeft niet de middelen, noch is het haar taak, om deze oefeningen te begeleiden gezien het groot aantal gebouwen op ons grondgebied.