Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende een eengemaakt Brussels politiecommando voor uitzonderlijke veiligheidsproblemen

Indiener(s)
Sadik Köksal
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 924)

 
Datum ontvangst: 10/10/2022 Datum publicatie: 23/11/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 22/11/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
17/10/2022 Ontvankelijk
 
Vraag   

 

In de maand juli heeft de Raad van Ministers een wetsontwerp goedgekeurd dat de eenmaking van het commando van de Brusselse politie mogelijk maakt in geval van uitzonderlijke veiligheidsproblemen in Brussel.1. Het gaat om problemen die de grenzen van een politiezone overschrijden, zoals een terroristische aanslag of de dreiging van een dergelijke aanslag, gevallen van gewelddadig extremisme, hooliganisme, grootschalige verstoring van de openbare orde of de bestrijding van drugsgerelateerde criminaliteit. Het doel van deze commando-eenheid is de Brusselse politie in staat te stellen sneller en efficiënter op te treden in coördinatie en samenwerking bij veiligheidsproblemen die de grenzen van één zone overschrijden.

Met het project in kwestie kunt u dus2Mijnheer de minister-president, in uitzonderlijke omstandigheden en op voorlopige basis de bevoegdheden van de burgemeester en het Politiecollege, bedoeld in de artikelen 42 tot en met 46 van de wet geïntegreerde politiedienst, uitoefenen en het gezag en beheer coördineren van de lokale politiezones die betrokken zijn bij een uitzonderlijk, acuut of onverwacht veiligheidsprobleem dat de grenzen van de lokale politiezone overschrijdt.

Het is duidelijk dat de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel, op grond waarvan de minister-president thans kan optreden indien het algemeen belang dit vereist, ruimschoots zal worden overschreden en dat hij de rol zal krijgen die momenteel aan de Gold Commander (een corpschef) is toegewezen tijdens "grote evenementen", krachtens een protocol dat de burgemeesters en de Brusselse politiezones met elkaar verbindt.

Mijnheer de minister-president, in het licht van deze elementen, zijn hier mijn vragen:

  • Afgelopen juni deelde u ons mee dat u via de pers kennis had genomen van het bestaan van het betrokken project, zonder te zijn geraadpleegd. Bent u sindsdien geraadpleegd door het kabinet van de minister van Binnenlandse Zaken?

  • U vertelde ons ook dat u veel elementen van het voorontwerp mank vond. U bent bijvoorbeeld verplicht de burgemeesters te waarschuwen voor een komende gebeurtenis. In de praktijk wordt echter een beroep gedaan op de burgemeesters en het is aan hen om u te verwittigen. Het mechanisme van de golden commander wordt derhalve ingesteld om ervoor te zorgen dat in geval van overloop naar het grondgebied van een andere gemeente de eenheid van commando wordt gehandhaafd. Dit betekent niet dat er geen beroep wordt gedaan op de betrokken burgemeester. De golden commander zorgt voor de operationele eenheid van commando. Volgens u is dit element in de ingediende tekst problematisch, omdat het zou betekenen dat iemand zich boven de anderen plaats, terwijl de persoon die belast is met de operationele leiding dezelfde blijft. Heeft u dit kunnen bespreken met de minister van Binnenlandse Zaken? Is er rekening gehouden met uw overwegingen?

  • Tot slot, heeft de minister van Binnenlandse Zaken u toegang gegeven tot politiegegevens, zoals besproken in een vorige commissie?

 

 

 

 
 
Antwoord    Bij deze kan ik u de volgende elementen van antwoord verstrekken op uw vraag:

Eerst en vooral wil ik u erop wijzen dat dit onderwerp reeds aan bod is gekomen tijdens de vergadering van de commissie voor de Binnenlandse Zaken van 12 juli 2022. Ik gaf toen in mijn antwoord op de vragen om uitleg van de heer De Wolf en mevrouw Rochette meer duiding over het wetsontwerp van mevrouw Verlinden, de manier waarop het Gewest daarvan op de hoogte was gebracht en de punten die in dat verband nadere aandacht vereisten.

Zo wees ik de minister van Binnenlandse Zaken op enkele grote technische knelpunten waartoe de federale ontwerptekst aanleiding gaf en herinnerde ik haar eraan dat BPV als instelling van openbaar nut
sui generis waarin het beheer van het preventie- en veiligheidsbeleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gecentraliseerd is, toegang moet kunnen krijgen tot de politiegegevens. Daarnaast heb ik erop aangestuurd om bij de uitvoering van het Vivaldi-regeerakkoord rekening te houden met het feit dat bij BPV een gewestelijk crisiscentrum is ondergebracht dat onder meer te werk gaat op basis van videobewakingstechnologie (een onmisbaar instrument om evenementen op het Brusselse grondgebied op te volgen) door dat gegeven rechtstreeks te verwerken in de federale wetgeving over de eenheid van commando.

Tijdens gesprekken met mevrouw Verlinden heb ik de nadruk gelegd op de argumenten voor het behoud van het huidige systeem en op de grote technische en juridische problemen met de tekst (onder meer dat het voor de minister-president niet mogelijk is om zijn bevoegdheden in geval van afwezigheid of onbeschikbaarheid te delegeren). De minister van Binnenlandse Zaken ging er daarop van uit dat met die gedachtewisseling het overleg had plaatsgevonden en dat ze de goedkeuringsprocedure van het ontwerp kon voortzetten. Zo werd het voorontwerp van wet in juli in eerste lezing goedgekeurd.

Om zowel de burgemeesters als de korpschefs volledig te kunnen informeren, heb ik daarover een punt laten agenderen op de gewestelijke veiligheidsraad van 5 oktober jongstleden. De voorzitter van de conferentie van de korpschefs en de directeur-coördinator van de federale politie voerden tijdens die vergadering aan dat de federale overheid vooraf geen overleg met hen had gepleegd over het wetsontwerp.