Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de stand van zaken omtrent het beleid en de omkadering van tiny houses

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 734)

 
Datum ontvangst: 12/10/2022 Datum publicatie: 07/09/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 28/11/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
27/10/2022 Ontvankelijk
 
Vraag   

Enige tijd terug mocht ik u reeds enkele keren ondervragen omtrent het beleid inzake tiny houses en de regelgevende omkadering ter zake (cf. schriftelijke vraag nr. 137 voor Mevr. Ben Hamou en schriftelijke vraag nr. 144 voor Dhr. Smet).

In die antwoorden, alsook in antwoorden op vragen die later gesteld werden door andere collega’s, werd gewezen op de afwezigheid van specifieke regelgeving rond tiny houses in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Desalniettemin werd er wel werk gemaakt van het wegwerken van deze hinderpalen, zodat deze alternatieve woonvorm zouden kunnen bogen op een duidelijk stedenbouwkundig kader.

Daarnaast verwijs ik ook graag naar de vaststelling dat de afgelopen maanden steeds vaker dergelijke modulaire woningen opduiken op braakliggende terreinen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Verschillende van die projecten liepen echter vertraging op wegens onduidelijkheden omtrent het feit wie de desbetreffende bouwvergunningen diende af te leveren.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

  • Kan u nader toelichten welke positie de Brusselse Regering inneemt ten aanzien van het gebruik van tiny houses, in het bijzonder met het oog op de dakloosheidsproblematiek?

  • Kan u nader toelichten hoeveel tiny houses er in gebruik genomen werden sinds uw recentste antwoord ter zake, al dan niet binnen het kader van eventuele proefprojecten? Hoe zijn deze tiny houses verdeeld over de verschillende Brusselse gemeenten?

  • Wat is de gemiddelde bezettingsgraad van deze ‘tiny houses’? Wat is de gemiddelde verblijfsduur hierbij?

  • Op welke manier onderzoekt uw administratie mogelijke locaties in het Gewest waar er nog ‘tiny houses’ kunnen komen? Staat u hieromtrent in contact met daklozenorganisaties en de GGC-administratie om betrokken mensen naar deze initiatieven toe te leiden?

  • Kan u duiden welke maatregelen u hebt genomen omtrent uw beleidsdomein teneinde meer rekening te kunnen houden met dergelijke nieuwe woonvormen, in het bijzonder op vlak van de gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen en de normen inzake de oppervlakte? Staat u hieromtrent in overleg met de sector om mogelijke resterende struikelblokken te kunnen wegnemen?

  • Kan u in het bijzonder duiden welk overleg er in het kader van dit dossier gepleegd wordt met de gemeenten om duidelijkheid te kunnen verschaffen over welke instantie de nodige bouwvergunningen dient af te leveren?

 

 
 
Antwoord    Overeenkomstig de artikelen 123/1 en 123/2 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO) worden de vergunningsaanvragen behandeld door de gemeente of de gemachtigde ambtenaar, net zoals voor elke vergunningsaanvraag. Daar kan geen twijfel over bestaan. Dat het voorwerp van de aanvraag een “tiny house” is, heeft geen invloed op de vergunningverlenende overheid.

Bovendien werden twee besluiten gewijzigd om rekening te houden met opkomst van de tiny houses, namelijk het besluit van 29 januari 2004 betreffende de stedenbouwkundige vergunningen van beperkte duur (RB SVBD) en het besluit van 13 november 2008 tot bepaling van de zogenaamde werken van geringe omvang (RB Vrijstellingen). Deze twee besluiten zijn op 09/04/2022 in werking getreden.
Het eerste integreert de mogelijkheid om een stedenbouwkundige vergunning van 2 jaar aan te vragen voor de plaatsing van mobiele inrichtingen die kunnen worden gebruikt voor permanente en niet-recreatieve bewoning door één of meerdere personen die (semi-)rondreizend leven. Het gaat bijvoorbeeld om woonwagens, caravans, afgedankte voertuigen en tenten. Het tweede integreert procedurevrijstellingen (geen openbaar onderzoek, geen overlegcommissie) voor deze stedenbouwkundige vergunningen.

De hervorming van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening, die op donderdag 10/11/2022 in eerste lezing door de Regering werd goedgekeurd, sluit de modulaire en/of lichte bouwwerken of inrichtingen die aan een vergunning van beperkte duur worden onderworpen uit van haar toepassingsveld. Daardoor worden de huidige afwijkingsproblemen van Titel I “Kenmerken van de bouwwerken” en Titel II “Bewoonbaarheidsnormen voor woningen”
de facto weggenomen. In afwachting van deze regelgevingswijziging worden de afwijkingen door de gemachtigde ambtenaar toegekend. Zoals eerder vermeld in het antwoord op vraag 444 van juni 2021 is de gemachtigde ambtenaar bijzonder aandachtig voor deze problematiek.

Wat de andere vragen betreft, verwijs ik u naar het antwoord van mijn collega, de staatssecretaris voor Huisvesting, aan wie u deze vraag ook hebt gesteld.