Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de keuze van de boomsoorten door Urban

Indiener(s)
Jonathan de Patoul
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 806)

 
Datum ontvangst: 27/01/2023 Datum publicatie: 21/02/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 17/02/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
01/02/2023 Ontvankelijk
 
Vraag   

Op de Albert Dumontlaan in Sint-Lambrechts-Woluwe lijkt het erop dat Urban heeft beslist dat er wintereiken (quarcus petraea) geplant moeten worden. Van de 105 geplante bomen zouden er slechts 18 de klimatologische gebeurtenissen van de laatste jaren overleefd hebben. Na een bodemonderzoek door een boomchirurg op verzoek van de gemeente, heeft deze laatste voorgesteld om ze te vervangen door de quercus cerris “marvelous" of moseiken, die geschikter zijn.

In dat verband wens ik u de volgende vragen te stellen:

  1. Bevestigt u het hoge mislukkingspercentage van de aanplantingen van wintereiken? Hoe valt dat te verklaren? Zo niet, kunt u de cijfers waarover u beschikt meedelen?

  2. In Sint-Lambrechts-Woluwe heeft een bodemonderzoek uitgewezen dat een andere boomsoort de voorkeur verdient dan die welke door Urban werd opgelegd. Volgens welke procedure beslist Urban om een bepaalde boomsoort op te leggen op een bepaalde plaats? Voert Urban systematisch een bodemonderzoek uit?

  3. Bomen in de stad zijn een grote uitdaging in het licht van de huidige klimaatverandering. Wordt er, gelet op de voornoemde resultaten, de grote uitdaging en de kosten die daarmee gepaard gaan, nagedacht over een herziening van de criteria voor het opleggen van boomsoorten door Urban?

 
 
Antwoord    Het lijkt er inderdaad op dat de groei van de aanplantingen na hun overplanting op de Albert Dumontlaan zeer slecht is. Er zou een verlies van ongeveer 60% zijn.

Het verlies in het kader van de eerste aanplantingen kan te wijten zijn aan:

1° de aanplantingsperiode, die voor eiken uitsluitend in november en december mag plaatsvinden, en
2) de besproeiing tijdens de laatste twee jaar van de overplanting, die extreem belangrijk is, des te meer in een infiltratiegeul.

Deze parameters, de belangrijkste voor een goede groei na overplanting, vallen onder de verantwoordelijkheid van de bouwheer en de bouwdirectie.

De eerste door de gemeente voorgestelde boomsoort, de
Tilia tomentosa, werd door Urban afgewezen omdat die de onaangename stof honingdauw afgeeft en vermeden moet worden door de schadelijke gevolgen voor vliesvleugeligen (bijen...). De gemeente heeft dan de Quercus robur voorgesteld, maar sinds een aantal jaar werd vastgesteld dat deze soort door de droge lentes nog meer moeite dan de petrea had om na overplanting door te groeien.

Urban heeft dus een inheemse soort opgelegd die geen honingdauw produceert en heeft de
Quercus petrea voorgesteld. (Uittreksel van de vergunning : een inheemse soort planten die geen honingdauw produceert, zoals de Quercus petrea)
Het bodemonderzoek is geen document dat deel uitmaakte van het dossier. De bodem ging overigens wijzigingen ondergaan door de heraanlegwerken van de weg.

Over het algemeen steunt Urban dus de keuze die in het dossier staat of stelt ze een boomsoort voor zonder die op te leggen. Urban geeft vooral advies over de grootte (1ste, 2de of 3de grootte), de kroonvorm (eivormig, zuilvormig, kegelvormig) en het gebladerte (bladverliezend of groenblijvend) en verzoekt over het algemeen om een inheemse boomsoort als de site dichtbij Natura 2000-gebied ligt.

De vervanging van een bomenrij is bovendien onderworpen aan een openbaar onderzoek en de projectbesprekingen gebeuren dus tijdens de overlegcommissie (met de gemeente en Leefmilieu Brussel) en zelden achter gesloten deuren.

Urban neemt deel aan verschillende werkgroepen, waarin wordt nagedacht over de klimaatverandering en de impact ervan op de vegetatie, en aan de vergaderingen over de wijziging van het Typebestek betreffende wegeniswerken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (TB 2015). Uit deze verschillende vergaderingen is gebleken dat het noodzakelijk is om bodemstudies te doen (voor de pH, om na te gaan of de aarde goed is of vulgrond van de werf is), om graafwerken te doen zodat kan worden vastgesteld dat er geen nutsvoorzieningen zijn op de voor aanplantingen voorziene plaatsen, om bodemtensiometers te voorzien om de impact van de klimaatverandering op de in het bestek voorziene besproeiingsperiodes te meten en om de infiltratiemethodes en de impact op de vegetatie en vooral op de naleving van de besproeiingshoeveelheden door de onderneming, zowel qua liters als qua aantal besproeiingen.