Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de uniformisering bij de Brusselse zwembaden.

Indiener(s)
Mathias Vanden Borre
aan
Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 1167)

 
Datum ontvangst: 22/03/2023 Datum publicatie: 23/05/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 03/05/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
26/04/2023 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Ik heb reeds meermaals vragen gesteld over de problematiek van het structureel tekort aan zwembaden in het Gewest en het gebrek aan uniformiteit bij de bestaande zwembaden. Er is amper 1 openbaar zwembad per 39.000 inwoners. Ter vergelijking: in Vlaanderen is er 1 zwembad per 22.000 inwoners. Er is bijgevolg sprake van een zware overbelasting van de Brusselse zwembaden, waardoor vele Brusselaars de toegang tot zwemmen in feite ontzegd wordt. In uw regeerakkoord wordt voorgesteld om een “bovengemeentelijke structuur” op te richten, o.a. om nieuwe openbare zweminfrastructuur te ontwikkelen. Uw regering wilt gewestelijke beheersregels vastleggen voor de zwembaden die door de gemeenten aan deze bovengemeentelijke structuur worden toevertrouwd en zal daarbij bijzondere aandacht besteden aan de harmonisering van de tarieven en de niet-discriminatie tussen Brusselaars.

Zwembaden hebben inderdaad een enorme impact op de gemeentelijke financiën, en de hoge energieprijzen hebben deze tendens nog versterkt. In december vorig jaar hebt u op mijn vraag hierover geantwoord dat het Gewest heel wat middelen ter beschikking stelt van de gemeenten: 45 miljoen euro via het driejaarlijkse sportinvesteringsplan, 2.2 miljoen euro via jaarlijkse projectoproepen, 50 miljoen euro via het Gewestelijk Herfinancieringsfonds en Beliris-middelen. Niettemin verklaarde u tevens dat de tekorten bij de gemeentelijke zwembaden verder zijn opgelopen. U stelde dat een precieze audit van de gemeentelijke zwembaden, met inbegrip van de personeelskosten, het dagelijkse onderhoud en het beheer, dan ook aangewezen is.

Ik heb hieromtrent de volgende vragen.

  1. Vooreerst: mogen we deze legislatuur nog rekenen op de daadwerkelijke oprichting van de bovengemeentelijke structuur en op de harmonisering van de tarieven in heel het Gewest?

  2. Hoe vaak is de werkgroep onder leiding van minister Clerfayt met de vertegenwoordigers van gemeenten en gemeentelijke zwembaden reeds bijeengekomen? Wat zijn de resultaten van deze werkgroep?

  3. Werd de harmonisering van de zwemtarieven ook reeds besproken? Hoe reageren de gemeenten hierop?

  4. Wat is de stand van zaken van de audit van de gemeentelijke zwembaden? Hebt u al een zicht op de onderscheiden personeels- en beheerskosten?

  5. Wat is ten slotte de stand van zaken van het Becobad-project, het project van het drijvend zwembad in het Kanaal? Wat is het standpunt van de Haven van Brussel hieromtrent?

 
 
Antwoord    Ik dank u voor uw vragen en voor uw opvolging van dit dossier. Hierna vindt u de antwoorden in verband met mijn bevoegdheden. Voor het overige verwijs ik naar de Minister-President aan wie u eveneens uw vraag gericht heeft.

Ik bevestig u dat mijn kabinet de intentie heeft om de gemeenten rond de tafel te brengen en ruimte voor een gesprek te creëren om alle mogelijkheden voor een onderlinge verdeling en de beste praktijken te bespreken teneinde de Brusselaars toegang tot de zwembaden te bieden.

Tot nu toe hebben in de loop van vorig jaar verschillende uitwisselingen plaatsgevonden tussen de gemeenten en het kabinet, evenals met Brulocalis.

We wachten nog op de laatste blijken van belangstelling van de gemeenten om de samenstelling van de werkgroep, de krachtlijnen ervan en de uitvoeringstermijnen te voltooien.

De inhoud van de hervormingen die moeten worden voorgesteld, zal gebaseerd kunnen worden op met name de verschillende studies die daarover werden uitgevoerd. Het is echter vooral op gemeentelijk niveau dat over de inhoud gesproken moet worden en beslissingen moeten worden genomen, aangezien de zwembadinfrastructuur eigendom is van de gemeenten zelf.

Het is in dit kader dat, bij de initiatieven voor de onderlinge verdeling van de bestaande infrastructuren, de kwestie van de harmonisering van de tarieven zal worden behandeld.

Wij beschikken reeds over alle financiële elementen om de zwembaden met elkaar te kunnen vergelijken, zodat de geïnteresseerde gemeenten deze gesprekken tot een goed einde kunnen brengen.

Ten slotte zullen de werkzaamheden voor de audit van de zwembaden van de geïnteresseerde gemeenten en de geschikte juridische structuur tijdens de tweede helft van 2023 worden uitgevoerd, zodat de eerste resultaten begin 2024 beschikbaar zullen zijn.