Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende gender in de sociale economie

Indiener(s)
Delphine Chabbert
aan
Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 1183)

 
Datum ontvangst: 02/06/2023 Datum publicatie: 30/08/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 04/07/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
08/06/2023 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Le Soir publiceerde op dinsdag 23 mei een artikel met als titel "Le genre dans l'économie sociale: sortir de l'angle mort" (Gender in de sociale economie: weg uit de dode hoek). Op verzoek van het Waals Gewest werden een studie, een toolkit, een colloquium en een webinar georganiseerd en uitgevoerd om een antwoord te geven op de vraag: is de sociale economie vrouwelijk of feministisch?

De studie, die werd geleid door Crédal en uitgevoerd door Elodie Dessyn, onderzoekster bij het centrum voor sociale economie (CES) in Luik, publiceert de volgende cijfers: vrouwen nemen 74% van de banen in de sociale economie voor hun rekening, tegenover slechts 44% in de traditionele economie.

Een van de conclusies van deze studie is dat er in de sector van de sociale economie een schrijnend gebrek is aan officiële cijfers over gender. Daarom wordt aanbevolen om de gegevens systematisch te verzamelen, te centraliseren en te analyseren om de verwachte vooruitgang in de toekomst te kunnen meten.

Graag een antwoord op de volgende vragen:

  • Beschikt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over gegevens inzake gender in de sociale economie? Zo ja, kunt u ons de volgens u relevante cijfers bezorgen?

  • Bent u op de hoogte van deze studie met als titel "Le genre, angle mort de l’économie sociale", uitgevoerd door Crédal?

  • Wordt een soortgelijke studie als in het Waals Gewest overwogen voor het Brussels Gewest?

  • Bestaan er in ons gewest soortgelijke toolkits of voorzieningen als in het Waals Gewest? Zo niet, welke voorzieningen bent u van plan in te voeren?

 
 
Antwoord    Ik dank u voor uw vraag.
1.
Het Brussels Gewest beschikt over gegevens met betrekking tot gender in de Brusselse sociale economie die afkomstig zijn van twee infobronnen:
1. Het Observatorium voor Sociale Economie
De katernen van het Observatorium worden gepubliceerd door Concertes, een orgaan voor overleg en vertegenwoordiging van de federaties van de sociale economie in Wallonië en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. We moeten opmerken dat Concertes een zeer brede definitie van sociale economie gebruikt, namelijk de economische productieactiviteiten voor goederen en diensten, uitgevoerd door firma’s, voornamelijk coöperatieves, ondernemingen met een sociaal oogmerk, verenigingen, ziekenfondsen en stichtingen. In nummer 17 van maart 2023 zijn de gegevens van het jaar 2021 beschikbaar. Dit is de verdeling van de tewerkstelling per gender in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 64% vrouwen en 36% mannen in de bezoldigde tewerkstelling van organisaties voor sociale economie, tegenover 45% vrouwen en 55% mannen binnen de klassieke economie. De vrouwen zijn oververtegenwoordigd in de sector van de dienstencheques (98%) en zijn een minderheid in de sector van de maatwerkbedrijven (32%).
2. De gegevens doorgegeven door de sociale ondernemingen die gemandateerd zijn voor inschakeling in het kader van de ordonnantie van 23 juli 2018 met betrekking tot de erkenning en de ondersteuning van de sociale ondernemingen
De sociale ondernemingen gemandateerd voor inschakeling (SOGI) in het kader van de ordonnantie van 23 juli 2018 krijgen een jaarlijkse vergoeding om de kosten voor de sociale en professionele begeleiding van hun werknemers van de doelgroep te dekken. In dit kader zijn de SOGI verplicht om aan Brussel Economie en Werkgelegenheid (BEW) de gegevens in verband met gender door te geven in het kader van hun jaarlijkse activiteitenverslag met betrekking tot de werknemers van de doelgroep en het begeleidend personeel. BEW verzamelt en centraliseert de gegevens dus, maar zij worden niet specifiek geanalyseerd.
De meest recente analyse daarover gepubliceerd op de website van BEW betreft de gegevens van het jaar 2019. In 2019 bedraagt het totaalaantal vrouwen dat aan de slag is in erkende organisaties voor sociale economie als werkneemsters van de doelgroep, 46%, en als begeleidsters 45%. De sector van de menselijke gezondheid en de sociale actie is de activiteitensector waarin hoofdzakelijk vrouwen tewerkgesteld zijn.
BEW ontvangt overigens ook gegevens van de SOGI in het kader van hun verzoek om de jaarlijkse vergoeding, via de bijlage “Gelijkekansentest”. De meest recente geanalyseerde gegevens in dit kader dateren van 2021: gemiddeld waren er 43% vrouwen en 57% mannen bij de werknemers van de doelgroep die in 2021 aan de slag waren bij de SOGI.
2.

Ja, ik heb met veel belangstelling kennisgenomen van de studie van CREDAL, temeer omdat CREDAL een sociale onderneming is die erkend werd in het kader van onze ordonnantie van 23 juli 2018 met betrekking tot de erkenning en de ondersteuning van de sociale ondernemingen. De informatie uit deze studie wordt doorgegeven aan de Adviesraad voor Sociaal Ondernemerschap (ARSO) die opgericht werd binnen Brupartners.





3.

In dit stadium werd er geen dergelijke studie opgestart in het Brussels Gewest. De prioriteit bestaat in het overleggen met de actoren op het terrein via de ARSO om de impact en de noodzaak om dit gebrek aan genderdiversiteit binnen de sector van de sociale economie weg te werken, te evalueren.
Zoals eerder gemeld is de oververtegenwoordiging van vrouwen in de bezoldigde tewerkstelling van de organisaties voor sociale economie minder uitgesproken dan in Wallonië (64% tegenover 74% volgens de studie). Wat de doelgroepen betreft die aan het werk zijn in inschakelingsbetrekkingen bij de sociale ondernemingen gemandateerd voor inschakeling, is de genderverdeling zelfs redelijk evenwichtig en identiek aan wat we binnen de klassieke economie zien. Uiteraard is dat eveneens te wijten aan de geringe omvang van de steekproef (slechts 132 bedrijven) en het grote aandeel (17%) van het activiteitendomein van de bouw en het tuinonderhoud waar mannen vanzelfsprekend talrijker zijn.
Als het gebrek aan genderdiversiteit door de ARSO zou worden aangeduid als een obstakel voor de ontwikkeling van de sector, en meer in het bijzonder voor de werkgelegenheid, mag u er zeker van zijn dat ik deze kwestie aan de orde zal stellen.

4.

De toolkit die in het Waalse Gewest werd ontwikkeld, zou voorgesteld kunnen worden aan de Brusselse sociale ondernemingen erkend in het kader van de ordonnantie van 23 juli 2018.
Daarover zal binnen de ARSO eveneens van gedachten worden gewisseld.