Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het aantal mensen tewerkgesteld onder artikel 60

Indiener(s)
Els Rochette
aan
Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 1186)

 
Datum ontvangst: 07/06/2023 Datum publicatie: 27/07/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 19/07/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
09/06/2023 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
17/07/2023 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag    De Brusselse OCMW’s streven naar een tewerkstellingspercentage van minstens 10% bij leefloners, wat neerkomt op 4700 tewerkstellingsplekken. In 2019 waren echter slechts 3400 Artikel 60’ers tewerkgesteld.

Begin 2023 is er nog steeds een moeilijke toeleiding van Artikel 60’ers naar de inschakelingssector bij de OCMW’s. Het is daarom van groot belang om een beter inzicht te krijgen in het probleem en samen naar oplossingen te zoeken.

Om een gerichte aanpak te kunnen realiseren, zijn accurate cijfers met betrekking tot Artikel 60 nodig. Ik stel u daarom volgende vragen:

  • Hoe groot is het aandeel werknemers dat via artikel 60 bij erkende en gemandateerde sociale inschakelingsondernemingen tewerkgesteld is en waarvoor OCMW’s een verhoogde staatstoelage ontvangen als werkgever? Het budget en de verdeling per OCMW voor dit type bleef stabiel in 2023 op 879 posten ten opzichte van 2022.  Het totale budget verhoogde van 24.283.711 euro in 2022 (27626 euro per VTE) naar 26.811.288 euro voor 2023 (30502 euro per VTE).

  • Hoe groot is het aandeel werkgevers dat via artikel 60, in geval er geen posten in de sociale economie meer toe te kennen zouden zijn, zou toelaten iemand te werk te stellen via het OCMW tegen een democratische financiële interventie? Klopt het dat hier geen regionale beperkingen gelden, maar dat dit overgelaten wordt aan de OCMW’s? Volstaat dit aandeel, aantal posten, gezien de toenemende vraag?

  • Wat is het aantal betalende Artikel 60’ers bij privé-ondernemingen?

  • Wat zijn de cijfers met betrekking tot de verdeling en de inzet van alle Artikel 60’ers, inclusief de aantallen en locaties (bij welk type organisaties, VZW’s, OCMW’s, privé etc.) waar deze mensen tewerkgesteld worden? Geef een onderscheid binnen de sociale inschakelingseconomie naar type. Graag een opsplitsing per OCMW voor al deze cijfers en een evolutie van de laatste 3 jaar.

 
 
Antwoord    1)

Deze vraag heeft betrekking op gegevens die ik nog niet tot mijn beschikking heb en die onvolledig zijn.

Ten eerste dateren de meest recente beschikbare gegevens uit 2021. De controleprocedures voor de sociale ondernemingen gemandateerd voor inschakeling voor het jaar 2022, worden nog steeds uitgevoerd door Brussel Economie en Werkgelegenheid.

Weet echter dat in 2021 de 126 voor inschakeling gemandateerde sociale ondernemingen 1.602 personen in een inschakelingsbetrekking zoals bedoeld in artikel 60, §7 hebben tewerkgesteld (zie bijlage 1).

Het bestuur kan echter niet verzekeren dat al deze personen die in een inschakelingsbetrekking zoals bedoeld in artikel 60, §7 tewerkgesteld zijn, en opgenomen zijn in deze tabel, in aanmerking komen voor de verhoogde subsidie “sociale economie” voor de OCMW’s werkgevers.

Inderdaad, in de ordonnantie van 23 juni 2017 betreffende de tewerkstellingssteun in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt de doelgroep van de voor inschakeling gemandateerde sociale ondernemingen gespecificeerd. Voor de personen die in een inschakelingsbetrekking tewerkgesteld zijn zoals bedoeld in artikel 60, §7, betreft het wel degelijk alle werknemers, en niet enkel diegenen die recht geven op een verhoogde subsidie.

Ik wens deze problematiek evenwel meer te objectiveren. Daarom heb ik het nuttig geacht om een stand van zaken te laten opmaken van de terbeschikkingstellingen van de werknemers die tewerkgesteld zijn in het kader van het instrument zoals bedoeld in artikel 60, §7 in de voor inschakeling gemandateerde sociale ondernemingen, en dat sinds 2020.

Het is de bedoeling om het aantal overeenkomsten voor terbeschikkingstelling van een werknemer tewerkgesteld in het kader van een inschakelingsbetrekking zoals bedoeld in artikel 60, §7, en die in aanmerking komt voor een verhoogde subsidie, bij een voor inschakeling gemandateerde sociale onderneming, voor 2020, 2021 en 2022 te kunnen tellen.

Het bestuur verwacht de gegevens van de OCMW’s uiterlijk 1 september 2023.

Tegen oktober 2023 zou dan ook een gedetailleerd overzicht beschikbaar moeten zijn.

Intussen kan ik u niettemin de verdeling van de afzonderlijke begunstigden per OCMW doorgeven, volgens of het tewerkstelling betreft die recht geeft op een verhoogde subsidie of niet, maar zonder u de onderneming te kunnen noemen die hen tewerkstelt, noch of het gaat om een voor inschakeling gemandateerde onderneming actief binnen de sociale economie.

In 2022 kreeg 28% van de werknemers in een inschakelingsbetrekking zoals bedoeld in artikel 60, §7 een verhoogde subsidie, zijnde 1.379 personen op een totaal van 4.967 afzonderlijke begunstigden.

De verdeling van het aantal begunstigden voor wie de OCMW’s een verhoogde subsidie kregen, is opgenomen in bijlage 2.


De verdeling van het budget tussen de verhoogde premie en de klassieke premie is te vinden in bijlage 3. Ik breng in herinnering dat het betaalde bedrag per begunstigde enorm kan variëren in functie van zijn statuut.
2)

We moeten verwijzen naar hoofdstuk3 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 mei 2019 betreffende de inschakelingsbetrekking zoals bedoeld in artikel 60, §7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn dat de nadere regels voor tussenkomst door de externe gebruikers in de kosten verbonden aan de inschakelingsbetrekking preciseert:

Art. 8. Elke gebruiker komt financieel tussen ten gunste van het centrum voor een bedrag gelijk aan het verschil tussen de jaarlijkse loonkosten en het jaarlijkse subsidiebedrag zoals bedoeld in artikel 36 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en artikel 5, § 4bis van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. […]

Art. 9. In afwijking van artikel 8 kunnen de volgende externe gebruikers geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van betaling van het maandelijkse tussenkomstbedrag:

- de verenigingen zonder winstoogmerk gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met een maatschappelijk doel dat verband houdt met cultuur, sociale, gezondheid, opleiding en onderwijs of sport;

- de verenigingen bedoeld in hoofdstuk XII en hoofdstuk X IIbis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;

- de erkende sociale ondernemingen met toepassing van de ordonnantie van 23 juli 2018 met betrekking tot de erkenning en de ondersteuning van de sociale ondernemingen;

- de openbare vastgoedmaatschappijen als bedoeld in hoofdstuk II van titel IV van de Brusselse Huisvestingscode worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij erkend.

Het vrijstellingsvoorstel wordt door het vast bureau ter beslissing voorgelegd aan de raad voor maatschappelijk welzijn.

We dienen op te merken dat er geen beperking is in de regelgeving over het aantal werknemers tewerkgesteld in het kader van een inschakelingsbetrekking zoals bedoeld in artikel 60, §7 die aan het werk kunnen worden gezet in een voor inschakeling gemandateerde sociale onderneming.

3)
Het aantal werknemers met een inschakelingsbetrekking zoals bedoeld in artikel 60, §7 dat ter beschikking is gesteld aan de privésector, buiten de erkende sociale ondernemingen (buiten artikel 61), was de voorbije drie jaar relatief klein.
Het waren er 55 in 2020, 67 in 2021 en 43 in 2022.

4)
Het aandeel werknemers met een inschakelingsbetrekking zoals bedoeld in artikel 60, §7 per plaats van tewerkstelling voor de drie laatste jaren is te vinden in bijlage 4.
De gegevens per plaats van tewerkstelling volgens het OCMW voor de drie laatste jaren zijn eveneens beschikbaar in de tabellen van bijlage 5.