Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de Europese aanmelding van het voorlopig energie- en klimaatplan en de stand van zaken van het Brussels klimaatplan

Indiener(s)
Cieltje Van Achter
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 1492)

 
Datum ontvangst: 30/06/2023 Datum publicatie: 20/09/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 14/09/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
06/07/2023 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
08/09/2023 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag    Eind juni verscheen in de media dat u het Nationaal Energie- en Klimaatplan weigert in te dienen bij de Europese Commissie indien Vlaanderen zijn klimaatinspanning niet verhoogt of zich financieel borg stelt voor het niet behalen van de CO2-reductiedoelstelling. Vrijdag 30 juni is immers de deadline voor het aanmelden van het geactualiseerde energie- en klimaatplan voor de periode 2021-2030 bij de Commissie.

Bevoegd Vlaams Minister Zuhal Demir heeft alvast laten weten dat u zich niet heeft te mengen in de Vlaamse besluitvorming en roept op om het Nationaal Energie- en Klimaatplan tijdig in te dienen met respect voor de bevoegdheid van elke entiteit – zoals dat ook gebeurde in 2020. 

  1. Zal u de Vlaamse besluitvorming respecteren en alsnog het Nationaal Energie- en Klimaatplan tijdig aan de Europese Commissie overmaken?

  2. Wat zijn de consequenties indien u dit plan niet tijdig overmaakt?

  3. Hebt u misschien andere motieven om het voorlopige plan niet in te dienen, zoals het gebrek aan cijfermatige onderbouwing en (financiële) impactmetingen in het Brusselse klimaatplan?

  4. Beschikken uw diensten over een overzichtsdocument met gedetailleerde informatie per klimaatmaatregel, inclusief de status, voortgang en vooruitblik op het komende jaar?

  5. Wat is het percentage van de maatregelen in het Brussels klimaatplan die werden opgestart? En wat is het percentage van de maatregelen die reeds volledig werden uitgevoerd?

  6. Wat is de concrete impact van uw klimaatbeleid op de verlaging van de uitstoot van broeikasgassen? Kan u mij meedelen wat de vooropgestelde CO2-emissiereductie is voor volgende sectoren uit het Brussels klimaatplan:

    • de gebouwen (renovatiestrategie)

    • de stedelijke omgeving

    • de productie van hernieuwbare energie (zowel elektriciteit als verwarming/koeling)

    • het transport en de mobiliteit (Good Move)

    • de productie en het verbruik van goederen?

  7. De klimaatmaatregelen staan of vallen ten slotte met de financiering ervan. Kan u een inschatting bezorgen van de budgettaire impact van de belangrijkste ondersteuningsmaatregelen alsook van de aan te boren financieringsbronnen?

 

 
 
Antwoord    1.

In verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie is in artikel 14 bepaald dat uiterlijk op 30 juni 2023 elke lidstaat bij de Commissie een ontwerp indient van de actualisering van de laatst aangemelde versie van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan.

Op 30 juni van dit jaar hebben de voorzitter van de Nationale Klimaatcommissie (NKC) en de voorzitster van ENOVER een brief naar de Europese Commissie gestuurd waarin ze meedeelden dat de verschillende entiteiten van het land nog steeds bezig waren met het afwerken van het ontwerp van actualisering van het Nationaal Energie- en Klimaatplan (NEKP) van België en dat ze het bijgevolg niet tegen de deadline zouden kunnen indienen, maar dat ze er alles aan deden om het zo snel mogelijk in te dienen.

2.

In het algemeen kan de Europese Commissie, wanneer een lidstaat een Europese verplichting niet nakomt – bijvoorbeeld het niet naleven van een rapporteringsverplichting vastgelegd in een Europese verordening of het niet omzetten van een Europese richtlijn – een inbreukprocedure (‘beroep wegens niet-nakoming’) starten tegen die lidstaat overeenkomstig de artikelen 258 tot en met 260 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het doel van die procedure is te doen erkennen dat “een lidstaat een van de krachtens de Verdragen op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen”.


Aangezien België op 30 juni 2023 geen ontwerp van actualisering van de laatst aangemelde versie van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan bij de Europese Commissie heeft ingediend overeenkomstig artikel 14, §1, van verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, zou de Commissie mogelijk een inbreukprocedure tegen België kunnen starten.


Opgemerkt moet worden dat die procedure bestaat uit een precontentieuze fase die is onderverdeeld in twee fasen (ingebrekestelling en met redenen omkleed advies) en een contentieuze fase voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. De Commissie bepaalt echter zelf het tijdschema voor het verzenden van de ingebrekestellingen en de met redenen omklede adviezen. Dat kan kort na elkaar gebeuren of met een tussenpoos van enkele maanden of jaren. Bovendien is de Commissie niet gebonden aan een specifieke termijn voor het aanhangig maken van haar zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie als zij van mening is dat het antwoord van de lidstaat na de precontentieuze procedure nog altijd niet bevredigend is.

Op een meer praktisch niveau moet ook worden opgemerkt dat het een ontwerp van actualisering betreft. Met andere woorden, het is een draftversie. De definitieve actualisering wordt verwacht op 30 juni 2024.

Het is daarom weinig waarschijnlijk dat de Commissie deze tijdrovende procedure in ons geval zal starten.

Bovendien heeft België, zoals al aangegeven in antwoord 1, de Commissie al – op 30 juni 2023 – officieel meegedeeld dat het zijn ontwerp van actualisering van de laatst aangemelde versie van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan met enige vertraging zou indienen, maar dat alles in het werk werd gesteld om die zo snel mogelijk in te dienen. Op het moment van schrijven van dit antwoord, hebben in dit stadium slechts negen lidstaten hun ontwerp ingediend. Bij de ontbrekende ontwerpen zijn ook die van Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk.
3.
In het kader van de voorbereiding van het ontwerp van actualisering van het nationale energie- en klimaatplan hebben de voorzitter van de NKC en alle verantwoordelijken van de Belgische entiteiten moeten vaststellen dat de samenvoeging van de plannen van de entiteiten België niet in staat stelt om de (bindende) doelstellingen te bereiken die door de Europese regelgeving zijn vastgelegd voor 2030. Dat is in het bijzonder het geval voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in de niet-ETS-sector (-42,6% in plaats van -47%). Net als in 2020 lijken ook de Belgische prestaties op het vlak van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie achter te blijven bij de verwachtingen. In hun respectieve bijdragen hebben het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest zich ertoe verbonden te streven naar een vermindering van de broeikasgassen met 47%, terwijl de federale regering zich ertoe heeft verbonden bijkomende maatregelen te nemen om de gewesten te ondersteunen. Het Vlaams Gewest daarentegen heeft een veel lagere doelstelling en streeft naar een maximale vermindering van de broeikasgassen met 40%. Dat vertaalt zich in een reductietekort van 13 Mt Co
2 in 2030, wat een potentiële kostprijs inhoudt van 1,2 miljard euro. In een dergelijke context en gezien die duidelijke tekortkomingen zijn alle entiteiten behalve het Vlaams Gewest van mening dat het ontwerp van actualisering van het NEKP moet worden verbeterd. De voorzitter van de NKC spant zich daarom in om het werk tijdens de zomer voort te zetten, in de hoop het zo snel mogelijk tot een goed einde te brengen.

De evaluatie en opvolging van het beleid en de maatregelen met betrekking tot energie(besparingen) en klimaatimpact worden uitgevoerd met behulp van gedetailleerde instrumenten, waarvan de methodologie voldoet aan de voorschriften van de Europese Unie en de Raamverdragen van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, die voortdurend worden gevalideerd en bijgewerkt en waarbij zo goed mogelijk gebruik wordt gemaakt van de meest recente beschikbare gegevens.

Die verschillende instrumenten maken het mogelijk om op een consistente methodologische basis te beoordelen of de historische doelstellingen zijn bereikt en of de momenteel overwogen beleidslijnen en maatregelen hoop bieden om de doelstellingen voor de periode 2030-2050 te behalen.

4.

Overeenkomstig artikel 1.4.15 van het BWLKE publiceert Leefmilieu Brussel, in samenwerking met de gewestelijke besturen die bevoegd zijn inzake mobiliteit, huisvesting, economie, stedenbouw, erfgoed en ruimtelijke ordening, jaarlijks een samenvatting van de vooruitgang van de tenuitvoerlegging van het Lucht-, Klimaat- en Energieplan (LKEP) in de vorm van opvolgingsindicatoren.

Tot nu toe werd een verslag opgesteld over de opvolging van de uitvoering van de maatregelen die zijn opgenomen in de bijdrage van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan het NEKP.

Er wordt momenteel gewerkt aan de integratie van de 266 nieuwe LKEP-maatregelen in het opvolgings- en rapporteringsinstrument voor de Brusselse bijdrage aan het NEKP. Bijzondere aandacht wordt besteed aan het definiëren van relevante opvolgingsindicatoren om een doeltreffende monitoring van elk van die maatregelen te garanderen. De publicatie van het eerste voortgangsverslag is gepland voor de verjaardag van het LKEP, in april 2024.

5.
Van de 164 maatregelen die in de Brusselse bijdrage aan het NEKP zijn opgenomen, was in november 2022:
· 27% uitgevoerd;
· 38% in uitvoering.

Deze informatie wordt momenteel bijgewerkt.

Vandaag worden de 266 nieuwe LKEP-maatregelen in het rapporteringsinstrument geïntegreerd. Ook hier wordt aan gewerkt en de eerste resultaten zullen worden opgenomen in het eerste samenvattende verslag over de tenuitvoerlegging van het LKEP, dat in april 2024 zal worden gepubliceerd.

6.

Bijlage 1 bevat de gedetailleerde gegevens.

De impact van de nieuwe maatregelen die deel uitmaken van het nieuwe LKEP zal resulteren in een bijkomende vermindering van de gewestelijke directe broeikasgasuitstoot met 12,7% tegen 2030 in vergelijking met het al gevoerde beleid. Die bijkomende winst is de vergelijking tussen het WEM-scenario (met bestaande maatregelen) en het WAM-scenario (met aanvullende maatregelen). Voor 2030 zullen de maatregelen met betrekking tot energieproductie resulteren in een winst van 39%; transport zal een extra vermindering genereren van 14%, en de sector van de gebouwen (residentieel en tertiair) 7,6%. Tegen 2040, wanneer de maatregelen van de renovatiestrategie een steeds grotere impact krijgen, zal de vermindering van de uitstoot van de sector van de gebouwen 41% bedragen.

7.

Het LKEP dat op 27 april 2023 door de regering werd goedgekeurd, is beschikbaar op de website van Leefmilieu Brussel en bevat in hoofdstuk 6.1 een beoordeling van de financiële gevolgen.

De totale kosten van de aanvullende maatregelen waarin in het LKEP wordt voorzien, worden geraamd op 3,2 miljard euro tussen nu en 2030. Ze zullen worden gedragen door zowel de overheid als de particuliere sector. Het grootste budget heeft betrekking op investeringssubsidies, vooral in de sector van de gebouwen (bijna 1,3 miljard euro). Over de financiering zal worden onderhandeld binnen de normale begrotingscyclus van de regering.