Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende studies over de achteruitgang van reeën in het Zoniënwoud

Indiener(s)
Jonathan de Patoul
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 1598)

 
Datum ontvangst: 25/10/2023 Datum publicatie: 19/01/2024
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 23/24 Datum antwoord: 20/12/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
10/11/2023 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    In een eerdere schriftelijke vraag van 17 oktober 2023 heb ik u laten weten dat Leefmilieu Brussel tijdens de vergadering van het overlegcomité van 11 oktober 2023 in Ukkel over de aanpassingen aan het Kauwbergpark argumenten had ontwikkeld die verwezen naar de impact van losgelaten honden op de fauna en meer bepaald op de fauna van het Zoniënwoud, in het bijzonder de reeën.

Toen ik u op 1 december 2022 specifiek vroeg naar de impact van losgelaten honden op de reeënpopulatie in het Zoniënwoud, vertelde u me dat er twee studies over dit onderwerp lopende waren.

Aangezien het argument over de druk van losgelaten honden op de reeën in het Zoniënwoud nog steeds relevant lijkt te zijn, wil ik u vragen of u beschikt over de resultaten van de twee studies die in 2022 over dit onderwerp zijn gestart?

Zo ja, welke conclusies trekt u daaruit?

Bevestigen ze de negatieve impact van honden op de wilde fauna in Brussel?

 
 
Antwoord    1.
De studie met betrekking tot de stresshormonen bij reeën werd om de volgende redenen niet gelanceerd:
- De techniek om haar te analyseren op stresshormonen is nog in het ontwikkelingsstadium.
- Het laboratorium dat die soort analyses kan uitvoeren, bevindt zich in het buitenland.
- De twee andere gewesten hebben besloten geen budget vrij te maken voor die studie.
De studie over het gedrag van reeën werd uitgevoerd in het kader van een eindwerk van een student van de ULg-Gembloux Agro-Bio Tech. Het eindwerk werd op 24 januari 2023 verdedigd.
2.
Volgens de resultaten van het eindwerk worden zowel mannelijke als vrouwelijke reeën in het Zoniënwoud geconfronteerd met twee problemen. Ten eerste wordt de activiteit van de ree 's avonds verschoven en is ze korter, en ten tweede overdag, wanneer de ree zijn voedselbehoefte moet bevredigen en tegelijkertijd het hoofd moet bieden aan menselijke verstoring (door honden en door bezoekers die de paden verlaten en in het kreupelhout wandelen).
Er wordt ook vastgesteld dat de periodes waarin de ree actief is in het Zoniënwoud ook beperkt zijn. Daardoor wordt het voor reeën moeilijker om zich te voeden en worden ze gedwongen om minder selectief te zijn in de keuze van waar ze zich voeden en om minder lang te eten. Het is geweten dat de ree een zeer selectief dieet heeft. Als de ree geen toegang heeft tot de rijkste en best verteerbare bronnen, kan dat leiden tot een verlies aan lichaamsmassa en, in extreme gevallen, een vermindering van de vruchtbaarheid.
Wat meer specifiek de reegeit betreft, kan gewichtsverlies in extreme gevallen de vruchtbaarheid ervan beïnvloeden: de leeftijd van de eerste oestrus, een vermindering van het aantal kalveren, etc. Tijdens de zoogperiode kan gewichtsverlies ook een impact hebben op de reegeit, die dan niet in staat is om in de voedingsbehoeften van haar kalveren te voorzien.
Er kan worden geconcludeerd dat verstoringen van het activiteitsritme en stress bij reeën in het Zoniënwoud schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid van de reeënpopulatie.
3.
Als onderdeel van het eindwerk werd ook een bibliografische analyse van de wetenschappelijke literatuur over dit onderwerp uitgevoerd. Volgens de literatuur zorgt de menselijke verstoring ervoor dat de activiteit van de ree verandert. De piek van de activiteit verschuift van de schemering naar latere uren, wat resulteert in een latere start van de activiteit bij zonsopgang (gekoppeld aan de bijzonderheden van het spijsverteringssysteem van de ree). Daardoor ontwikkelen reeën nachtelijk gedrag. Veranderingen in de activiteit van reeën kunnen schadelijk zijn en in extreme situaties leiden tot de ineenstorting van de populatie.
De resultaten van de studie komen overeen met de resultaten die zijn beschreven in de wetenschappelijke literatuur. Wanneer de curven van de activiteit van de ree en van de antropogene activiteit bij elkaar worden gebracht, kan er worden gesteld dat de twee curven relatief complementair zijn: de optimale activiteitsperioden voor de een komen voor in de perioden van de laagste activiteit voor de ander. Een statistische analyse van de gegevens maakt het echter niet mogelijk om dat omgekeerde verband in dit stadium te valideren (onvoldoende gegevens). De studie, uitgevoerd over twee maanden, zal worden verlengd voor een langere periode (een jaar) om uitgebreidere gegevensreeksen te verkrijgen. Ze zal ook worden uitgebreid tot het hele massief en meer bepaald tot het Brusselse deel van het Zoniënwoud.
De aanwezigheid van honden, vooral als ze vrij buiten de paden rondlopen, verergert de druk die de "menselijke verstoring" uitoefent op de reeënpopulatie. Door hun aanwezigheid worden reeën naar kleinere, meer afgelegen delen van het bos gedreven.
Ter herinnering: in 1997 waren twee Duitse herdershonden verantwoordelijk voor de dood van minstens 26 reeën (LEBOURHIS, 1997). De laatste jaren is dat fenomeen alarmerend toegenomen. In het Brusselse deel van het Zoniënwoud werden in 2019 twee reeën gedood door honden, in 2020 zeven en in 2021 vijftien. En over het hele massief zijn in 2021 34 gevallen geregistreerd. Dat zijn alleen de gekende gevallen. Het aantal slachtoffers ligt in werkelijkheid hoger.