Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de recentste energiebalans van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Indiener(s)
Emin Özkara
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 1604)

 
Datum ontvangst: 13/11/2023 Datum publicatie: 19/01/2024
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 23/24 Datum antwoord: 18/12/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
16/11/2023 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
18/12/2023 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag    In oktober 2022 vroeg ik u naar de recentste energiebalans van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG).

Op 13 november 2023, in de marge van de COP 28, zou ik u de volgende vragen willen stellen:

  1. Wat was het jaarlijkse energieverbruik (in GWh) in het BHG (laatst beschikbare gevalideerde energiebalans)?

  2. Wat was de jaarlijkse hoeveelheid (in ktCO2 eq en in %) broeikasgasemissies in het BHG (laatste inventaris van de broeikasgasemissies in de beschikbare definitieve versie)? Welke sectoren zijn daar verantwoordelijk voor?

  3. Is er sinds mijn vorige schriftelijke vraag van oktober 2022 betreffende de energiebalans van het BHG een toename van de broeikasgasemissies van het BHG waargenomen? Zo ja, welke sectoren zijn daar verantwoordelijk voor?

 
 
Antwoord   

1.

In 2021 (de laatst beschikbare gevalideerde energiebalans) bedroeg het totale eindenergieverbruik van het BHG 18.404,56 GWh.

 

De gedetailleerde resultaten van de laatste gevalideerde energiebalans zijn beschikbaar op de website van Leefmilieu Brussel:

https://leefmilieu.brussels/burgers/tools-en-data/het-milieu-stand-van-zaken/energie-stand-van-zaken

2.

Volgens de inventaris van 2023 van de broeikasgasemissies van het Gewest van 15 april 2023, die de periode 1990-2021 bestrijkt, bedroeg de totale broeikasgasemissie in het BHG in 2021 3.518 kt CO2-equivalent.

De sectoren die het meest bijdragen aan die emissies zijn de verbranding in residentiële en tertiaire gebouwen (voornamelijk voor verwarming) en het wegvervoer. De sectorale verdeling van de emissies wordt hieronder nader toegelicht:

 

Zie bijlage 1

 

De gedetailleerde resultaten van de laatste gevalideerde inventaris van broeikasgasemissies zijn beschikbaar op de website van Leefmilieu Brussel:

https://leefmilieu.brussels/burgers/tools-en-data/het-milieu-stand-van-zaken/klimaat-stand-van-zaken

3.

De totale broeikasgasemissies van het BHG zijn in 2021 met 5,2% gestegen ten opzichte van 2020, wat overeenkomt met een absolute stijging van 174 kt CO2-equivalent en een totaal van 3.518 kt CO2-equivalent in 2021.   

Die evolutie houdt verband met een stijging van de emissies die verband houden met de verbranding in residentiële (+5,7%) en tertiaire (+6,4%) gebouwen, het wegvervoer (+5,9%) en de productie van elektriciteit en warmte (+9,3%). De emissies in verband met het gebruik van gefluoreerde gassen daalden daarentegen (-6,7%).

De stijging van de emissies van de verbranding in gebouwen is voornamelijk te wijten aan de grotere verwarmingsbehoeften in 2021 ten opzichte van 2020. De stijging van de emissies van het wegvervoer is voornamelijk te wijten aan de geleidelijke opheffing van de maatregelen in verband met het beheer van de COVID-19-gezondheidscrisis. Het emissieniveau in 2021, dat lager is dan in de periode vóór covid, en het verband met bepaalde structurele veranderingen zoals de veralgemening van telewerk zullen de komende jaren moeten worden bevestigd. De stijging van de emissies in de sector van de elektriciteits- en warmteproductie kan worden verklaard door een stijging van de CO2-emissies van de verbrandingsoven, die gemeten werden in het kader van de E-PRTR-rapportering in 2021 ten opzichte van 2020, en een stijging van het aardgasverbruik voor warmtekrachtkoppeling. De daling van de emissies in verband met het gebruik van gefluoreerde gassen is hoofdzakelijk het gevolg van een daling van de emissies in de sector van de industriële en commerciële koeling.

In het algemeen kan de evolutie van de emissies worden verklaard door een combinatie van verschillende factoren, met name een herstel van de economische activiteit en temperaturen die over het hele jaar lager waren dan normaal. Bij de analyse van die evolutie moet rekening worden gehouden met de bijzonder ongewone gebeurtenissen in 2020, die hebben geleid tot een aanzienlijke vermindering van de uitstoot van broeikasgassen tussen 2019 en 2020
(-11%). Terwijl de COVID-19-gezondheidscrisis volledig ongekende maatregelen noodzakelijk maakte (lockdown, telewerken, sluitingen van winkels, enz.) die de activiteit in 2020 aanzienlijk vertraagden, werd in 2021 de lockdown opgeheven en werden de activiteiten in de tertiaire sector geleidelijk heropgestart. Terwijl 2020 het warmste jaar was sinds 1990 en gekenmerkt werd door bijzonder hoge wintertemperaturen (op de tweede plaats, na het jaar 2014 wat het minimumaantal graaddagen sinds 1990 betreft), werden in 2021 iets koudere temperaturen geregistreerd dan normaal over het hele jaar, wat betekent dat het totale aantal graaddagen (het verschil tussen de buitentemperatuur en de binnentemperatuur op gebouwniveau) 27% hoger lag dan in 2020 (bron: KMI).

 

De details van de ontwikkelingen tussen 2020 en 2021 volgen in bijlage 2

 

Er moet echter worden opgemerkt dat volgens de meest recente beschikbare gegevens het Brussels Gewest erin is geslaagd om zijn broeikasgasemissies tussen 2005 en 2022 met 30% te verminderen in de niet-ETS-sector (transport, gebouwen, landbouw, afval). Met name in de gebouwensector waarop onze RENOLUTION-strategie is gericht was er in dezelfde periode een daling van 41% te zien. Wat de installaties voor de productie van hernieuwbare energie betreft, is de geïnstalleerde fotovoltaïsche capaciteit tussen 2019 en 2023 verdubbeld, een ongeziene toename.