Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de problematiek van de kamers kleiner zijn dan 6 m²

Indiener(s)
Ariane de Lobkowicz
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 1310)

 
Datum ontvangst: 08/12/2023 Datum publicatie: 30/01/2024
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 23/24 Datum antwoord: 30/01/2024
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
12/12/2023 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Na de beloftes van uw voorganger in 2017 en verschillende vragen en interpellaties van mijn collega Viviane Teitelbaum over de uitsluiting van kamers van minder dan 6 m² bij de berekening van de huurprijzen voor sociale woningen, wil ik u vragen naar de huidige stand van zaken in deze kwestie.

Artikel 25 van het besluit van 1996 houdende de regeling van de verhuur van de woningen beheerd door de OVM’s bepaalt dat wanneer een gezin een te grote woning bewoont, de werkelijke huurprijs wordt verhoogd met een toeslag per kamer, te beginnen met de tweede overtollige kamer.

De toeslag is echter niet verschuldigd wanneer een van de leden van het gezin 60 jaar of ouder is of als gehandicapt erkend is, wanneer de huurder een aanvraag tot overplaatsing naar een aangepaste woning heeft ingediend en, ten slotte, voor kamers met een oppervlakte van minder dan zes vierkante meter.

Naar aanleiding van deze situatie besloot de BGHM een onderzoek uit te voeren bij alle OVM’s naar de toepassing van de regelgeving, om er zeker van te zijn dat geen enkele OVM een huurtoeslag toepast wanneer een huurder een te grote woning bewoont waarvan een van de kamers minder dan zes vierkante meter groot is. Uit het onderzoek bleek dat de bron van de fouten in beide gevallen een probleem was met de invoering van de gegevens in de computersystemen. De maatschappijen in kwestie (Brusselse Coöperatieve Alliantie en En bord de Soignes) hadden besloten de huren te corrigeren en de gezinnen terug te betalen.

Naar aanleiding van deze onderzoeken heeft uw voorganger onder voorbehoud verklaard dat geen enkele OVM nog huurtoeslagen zou toepassen in geval van bewoning van te grote woningen waarvan de oppervlakte van een van de kamers minder dan zes vierkante meter bedraagt.

We zijn nu in 2023 en deze kleine ruimtes, die niet als volwaardige slaapkamers mogen worden beschouwd, tellen nog steeds onterecht mee in de huurberekeningen, wat leidt tot extra lasten voor de huurders.

Huurders hebben dit jaar aanzienlijke huurverhogingen van meer dan 30% in de maag gesplitst gekregen en het lijkt mij van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat deze lasten niet nog hoger worden door het onterecht meetellen van deze kamers.

  1. Bent u op de hoogte van dit probleem?

    1. Zo ja, om hoeveel gezinnen gaat het?

    2. Welke maatregelen zijn er genomen om dit probleem aan te pakken?

  1. Kunt u ons, gezien de zorgen die mijn collega Teitelbaum in 2018 heeft geuit en die door uw voorganger zijn erkend, informeren over de concrete maatregelen die zijn genomen of zullen worden genomen om ervoor te zorgen dat de beloftes aan de huurders, met name die van de maatschappij Binhôme, daadwerkelijk worden nagekomen?

  1. Ik heb ook vernomen dat de door de BGHM opgelegde terugbetalingsprocedure met terugwerkende kracht voor veel huurders veel te lang en ingewikkeld is. Zijn er plannen om deze procedure te vereenvoudigen?

 
 
Antwoord    Na de situaties waarnaar u in uw vraag verwijst, heeft de BGHM niet langer vastgesteld dat kamers van minder dan 6m² in aanmerking worden genomen bij het aanrekenen van een huurtoeslag voor bovenmatige woningen.

Er moet echter opgemerkt worden dat kamers van minder dan 6m² wel geschikt zijn voor een kind, op voorwaarde dat ze een raam hebben, tenzij ze gedeclasseerd worden door de BGHM op verzoek van de OVM. Kamers van minder dan 6m² worden niet automatisch gedeclasseerd.


De BGHM keurt een declassering goed na onderzoek van de volledige situatie van de woning, de oppervlaktes en de indeling van de kamers. In het kader van het onderzoek is een advies van een architect van de BGHM en de sociaal afgevaardigde vereist.

Kamers van minder dan 6m² worden dus beschouwd als kamers voor de toepassing van de bepalingen van het reglement, dus ook voor mutaties en de huurprijsberekening (met uitzondering van de huurtoeslag voor bovenmatige woningen, aangezien het reglement in dit verband uitdrukkelijk bepaalt, in artikel 25 van het BBHR van 26 september 1996, dat deze kamers niet in aanmerking worden genomen).

Huurders die ten minste één kamer meer hebben dan het aantal kamers dat is voorzien in artikel 3 van het BBHR van 26 september 1996, afhankelijk van hun gezinssamenstelling, worden beschouwd als wonende in een onaangepaste woning. Dit geldt ook in het geval van een overtollige kamer van minder dan 6m².


Beperkingen van de huurprijs van 20%, 22% of 24% van het inkomen, afhankelijk van het inkomensniveau, worden alleen toegekend als de huurder in een woning woont die aangepast is aan zijn gezinssamenstelling of als hij een mutatie heeft aangevraagd. Kamers van minder dan 6m² worden in aanmerking genomen wanneer wordt nagegaan of een woning aangepast is.

Dit betekent dat gezinnen met overtollige kamers van minder dan 6 m² geen aanspraak maken op de bovengenoemde huurprijsbeperkingen, tenzij ze een mutatieaanvraag hebben ingediend.


Ter herinnering: artikel 3 van het BBHR van 26 september 1996 bepaalt dat een kamer van 6m² of meer geschikt is voor twee kinderen van verschillend geslacht tot de leeftijd van 12 jaar en van hetzelfde geslacht tot de leeftijd van 15 jaar.

Wat de maatregelen betreft: aangezien de betrokken huurders een compensatie hebben gekregen en de BGHM na onderzoek niet langer heeft vastgesteld dat kamers van minder dan 6m² in aanmerking worden genomen voor de toepassing van de huurtoeslag voor bovenmatige woningen, is het op dit moment niet langer nodig om concrete maatregelen te nemen.


Wat terugbetaling met terugwerkende kracht betreft, moet u weten dat de BGHM geen specifieke terugbetalingsprocedure heeft ingesteld voor de situaties die u in uw vraag aanhaalt.

Artikel 18 van de standaardhuurovereenkomst voorziet in situaties van onverschuldigde betaling. Het is als volgt geformuleerd:

“De sommen die de huurder betaald heeft bovenop diegene die hij verschuldigd was door de toepassing van de geldende wetgeving of door deze overeenkomst, worden hem op zijn vraag terugbetaald. De maatschappij-verhuurder zal onverwijld de huurder inlichten over elke overbodige betaling die zij heeft vastgesteld.


De terugbetaling is echter slechts invorderbaar voor de vervallen bedragen die betaald werden in de loop van de vijf jaar die de aanvraag voorafgaan. De eis tot invordering verjaart na twaalf maanden te rekenen vanaf het versturen van het verzoek om terugbetaling”.

De enige procedure voor terugbetaling met terugwerkende kracht aan huurders met betrekking tot de huurtoeslag voor bovenmatige woningen die de BGHM destijds op verzoek van de Staatssecretaris heeft ingesteld, dateert van 2001 en was het gevolg van een uitspraak van de Raad van State over een specifiek punt van toepassing van deze toeslag. Dit punt is destijds geregeld en heeft geen aanleiding gegeven tot verdere problemen.