Schriftelijke vraag betreffende het vervolg op het OESO-rapport
- Indiener(s)
- Bianca Debaets
- aan
- Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 1299)
Datum ontvangst: 15/02/2024 | Datum publicatie: 15/03/2024 | ||
Zittingsperiode: 19/24 | Zitting: 23/24 | Datum antwoord: 05/03/2024 |
Datum | behandeling van het stuk | Indiener(s) | Referentie | Blz. |
20/02/2024 | Ontvankelijk | Uitgebreid Bureau van het Parlement |
Vraag | Op dinsdag 6 februari werd het OESO-rapport over het Brussels Gewest hier op het Brussels Parlement voorgesteld. Het zijn de conclusies van een 15 maanden lang onderzoek, uitgevoerd op vraag van een toenmalig lid van uw regering.
Samengevat: om het beleid in ons gewest coherenter en efficiënter te maken, is volgens de OESO een interne staatshervorming nodig met onder meer de overheveling van een aantal bevoegdheden van de gemeenten naar de gewesten. Het rapport bevat aanbevelingen om het aanbod aan betaalbare woningen te verhogen, de mobiliteitsproblemen aan te pakken en de activering van werkzoekenden scherper te stellen.
|
Antwoord | Op 1 februari 2024 nam de Gewestregering kennis van het eindrapport van de Metropolitan Review van de OESO over het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar ze is niet van plan om op basis van dit rapport een beleid uit te stippelen op basis van de aanbevelingen. Zoals ik heb kunnen zeggen tijdens de toespraken na de voorstelling van het rapport, zijn sommige van de voorgestelde ideeën interessant (zoals het garanderen van de meer formele en systematische rol van Brulocalis in de ontwikkelingsprocedures van het gewestelijk beleid door de gevallen waarin Brulocalis moet geraadpleegd worden via een ordonnantie te bepalen; dit stemt overeen met het project R+19 dat ik voorgedragen had aan de Regering maar dat echter de goedkeuring van de Regering niet kon wegdragen) maar het rapport maakt een fout door het idee naar voren te schuiven dat gewestelijke centralisatie noodzakelijkerwijs doeltreffender is dan gemeentelijke autonomie, wat op zijn minst nog moet worden aangetoond. Andere aanbevelingen vallen buiten de bevoegdheden van het Gewest (fusie van het Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, overdracht aan het Gewest van de bevoegdheden van de Franse Gemeenschapscommissie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie, enz.) Wat het verband tussen het OESO-rapport en de Toekomsten van Brussel betreft, stel ik vast dat sommige aanbevelingen en thema's van het OESO-rapport overeenstemmen met die van de deskundigen in hun rapport over de Toekomsten van Brussel. Voor de aangelegenheden die onder mijn bevoegdheid vallen, zijn dat in essentie de volgende: 1. burgerparticipatie verzekeren; daartoe heb ik onlangs een nieuw mechanisme voor burgerparticipatie, namelijk burgerbemiddeling, in de nieuwe gemeentewet opgenomen; 2. de algemene dotatie aan de gemeenten herzien om de fiscale verschillen tussen de gemeenten te verkleinen; deze hervorming, die ik heb verdedigd, heeft de instemming van de Regering nog niet gekregen. Het rapport van de OESO komt op het juiste moment. Deze aanbevelingen zullen door de regering worden bestudeerd in het kader van de analyse van het rapport over de Toekomsten van Brussel. |