Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het pilootproject "La ruche de nos quartiers" en het langer thuis blijven wonen van de senioren.

Indiener(s)
Aurélie Czekalski
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 144)

 
Datum ontvangst: 05/06/2020 Datum publicatie: 12/08/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 17/07/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
12/06/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Senioren aanmoedigen om thuis te blijven wonen is een prioriteit. Aangezien mensen langer leven en het aandeel ouderen in de samenleving toeneemt, moet opnieuw worden nagedacht over de vraag hoe de levenskwaliteit van senioren die geleidelijk aan hun zelfstandigheid verliezen, kan worden verbeterd. Het aantal mensen ouder dan 80 jaar zal de komende jaren toenemen. Niet alleen leeft iedereen langer, maar ook is er sprake van een wereldwijde vergrijzing van de bevolking. Volgens de statistieken van Statbel wordt de vergrijzing van de Belgische bevolking met name gekenmerkt door een geleidelijke toename van het aantal personen van 67 jaar en ouder.

In het Brussels Gewest zal in 2016 één persoon ouder dan 67 jaar zijn voor elke 6 personen tussen 18 en 66 jaar. In 2060 zal deze verhouding 1 op 4 zijn. De afhankelijkheidsratio van ouderen zal toenemen van 17,7% in 2016 tot 38% in 2040 en 23,2% in 2060. De bevolking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vergrijst, maar in een langzamer tempo dan in heel België. De leeftijdsstructuur van de Brusselse bevolking is en blijft naar verwachting aanzienlijk jonger dan die van het land als geheel. De toename van het aantal afhankelijke personen zal ongetwijfeld wegen op de collectieve solidariteitssystemen.

Daarom moet thuis blijven wonen bevorderd worden! Zoals de meeste andere Europese gewesten en landen geven het Brussels Gewest en het Waals Gewest daaraan prioriteit. Voor het beheer en de uitvoering daarvan is het noodzakelijk dat hulp word verstrekt om de uitvoering van de basisactiviteiten van het dagelijks leven te vergemakkelijken. De vraag naar de veiligheid van ouderen komt vooral in de context van thuis blijven wonen naar voren.

Zo heeft de GGC minstens voor twee jaar "La ruche de nos quartiers", gefinancierd, een proefproject in Schaarbeek met het Biloba-huis (sociale huisvesting en dagcentrum voor senioren, Plantenstraat), het OCMW en andere partners. Het idee is dat elke bejaarde een netwerk om zich heen moet hebben en thuis moet kunnen blijven wonen. De dimensie nabijheid is zeer belangrijk, maar de huidige diensten komen niet altijd tegemoet aan de behoeften van ouderen, of zijn niet zichtbaar genoeg voor hen.

In totaal werden drie proefprojecten met ouderen in de wijken opgezet. Deze projecten werden in 2018 gestart en lopen in 2021 ten einde.

Graag een antwoord op volgende vragen:

- Zijn deze proefprojecten nog altijd aan de gang?

- Wat zijn de eerste lessen uit deze proefprojecten?

- Wat is het participatiepercentage in deze proefprojecten?

o Indien ze succesvol zijn, waarom?
o Indien ze mislukt zijn, waarom?

- Welk budget wordt per proefproject toegekend?

- Zal dit soort proefprojecten worden herhaald?
 
 
Antwoord    De proefprojecten lopen nog steeds. Ze worden jaarlijks gefinancierd voor een periode van vier jaar (2018-2021).

De drie projecten hebben een buurtdiagnose uitgevoerd. Elke diagnose is duidelijk anders en specifiek voor de betreffende wijk. Met name de volgende vaststellingen, gegroepeerd per categorie, komen naar voren:

Inrichtingen: slecht aangepaste of ongezonde huisvesting, gebrek aan ontmoetingsplaatsen, gebrek aan netheid, gebrek aan groene ruimten.

Sociale relaties
: gebrek aan sociale cohesie (met name: spanningen tussen de generaties, geluidshinder, verlaten plaatsen, enz.), gebrek aan (gevoel van) veiligheid, maar soms ook, in positieve zin, sterke aanwezigheid van vrijwilligerswerk en zeer actieve terreinactoren.

Dienstenaanbod
: het aanbod is zowel zeer uitgebreid als te vaak onbekend, de coördinatie tussen de betrokkenen zou sterk kunnen worden verbeterd, de vraag naar een enkel toegangspunt/loket werd geuit, er werd gewezen op het gebrek aan huisartsen.

Verplaatsingen
: een onderbenutting van het openbaar vervoer werd aangehaald (vanwege het gevoel van onveiligheid, de complexiteit van het netwerk voor deze groepen, incidentele storingen, enz.), de wens om begeleid te worden of de wens voor alternatieve oplossingen (openbaar vervoer, taxicheques).

Gezondheid/welzijn
: we merken bij het ontmoete publiek een wens om de autonomie te behouden, de wens om thuis te blijven, een gebrek aan continuïteit in de zorg, maar ook de wens voor huisbezoeken van de huisarts, of nog de loyaliteit aan de gekende beroepsbeoefenaars.

Naast deze vaststellingen op het moment van de diagnose worden er ook lessen getrokken uit de uitgevoerde acties. De in het kader van de projecten ontwikkelde functies hebben bemoedigende resultaten opgeleverd, met name op de volgende gebieden:

· de door de projecten gedragen koppeling/coördinatie;
· de zichtbaarheid en uitbreiding van het hulp- en zorgnet;
· het opnemen van ‘verborgen’ doelgroepen in coherente hulp- en zorgtrajecten.

Het hierboven genoemde ‘inclusie’-aspect wordt gewaarborgd via verschillende functies die via deze projecten worden getest:

· Functie van ‘seniorenreferent’;
· Functie van zichtbaarheid voor zichtbare en gemakkelijk toegankelijke ‘toegangspunten/loketten’ voor een hele wijk;
· ‘Mobiele’ functies om deze gebruikers te gaan ontmoeten in hun wijk, in hun ‘leefplek’ (binnen of buiten).

Deze functies zijn zeer veelbelovend en zullen waarschijnlijk verder worden ontwikkeld. Ze lijken reproduceerbaar in andere contexten.

In het bijzonder bestek dat door de administratie is opgesteld en door het Verenigd College is aangenomen bij de start van de projecten, is in het evaluatiegedeelte bepaald dat in het definitieve evaluatieverslag “het ontwikkelde beleid en de evaluatie van de impact op het welzijn van de doelgroep en de organisatie van het plaatselijke hulp- en zorgsysteem” in detail moet worden besproken. Dit geeft aan dat de evaluatie van de projectoproep, die door het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn zal worden uitgevoerd, eerder kwalitatief dan kwantitatief zal zijn. In plaats van een evaluatie van de participatiegraad heeft het Observatorium, in samenwerking met de projecten, tot nu toe al een procesevaluatie kunnen uitvoeren, waarbij het wetenschappelijk comité van de projecten en het begeleidingscomité (bestaande uit vertegenwoordigers van de ministers van Gezondheid en Bijstand aan Personen en de voorzitter van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie) zich hebben aangesloten. Deze hoofdzakelijk kwalitatieve procesevaluatie bleek voor deze drie instanties bevredigend en bemoedigend, onder voorbehoud van bepaalde opmerkingen en aanbevelingen.

Aan elk van de drie projecten wordt een jaarlijks budget van 90.000 euro toegekend.

Mijn kabinet heeft regelmatig contact met het sturingscomité en de projectdragers. Zij zijn op 2 juli een eerste balans van hun acties komen voorstellen op mijn kabinet. Het zou een understatement zijn om te zeggen dat de dynamiek van deze projecten veelbelovend is. Ze kunnen dus een nuttige inspiratiebron zijn voor andere projecten van dit type, evenals voor de lokale welzijns- en gezondheidscontracten.