Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de hervorming van de financiering van de geloofsgemeenschappen.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 356)

 
Datum ontvangst: 11/09/2020 Datum publicatie: 18/11/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 18/11/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
29/09/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Sinds begin dit jaar weten we dat de Brusselse Regering de financiering van de erediensten wil hervormen, en dit via een ontwerp van ordonnantie. Concreet wil de Brusselse Regering de financiering van de geloofsgemeenschappen overhevelen naar het gewestelijke niveau en niet meer de gemeenten financieel laten tussenkomen.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Kan u een stand van zaken meegeven omtrent deze ordonnantie? Is het advies van de Raad van State al binnen? Zo ja, kan u dit toelichten?

- Kan u duiden wanneer de Regering voor het laatst een officieel overleg heeft georganiseerd met de erkende erediensten en geloofsgemeenschappen die betrokken zijn bij deze hervorming? Wat zijn hun grootste bezorgdheden of verzuchtingen? Hoe zullen deze meegenomen worden in het vervolg van deze hervorming?

- Bevestigt u dat er geïnstitutionaliseerde dialoog met de erediensten wordt voorzien? Hoe wordt deze aangepakt?

- Onderzoekt u de aanwerving van bepaalde profielen binnen de administratie die de kerkfabrieken kunnen bijstaan in hun taken?

- Wat zijn de budgettaire implicaties van deze hervorming voor de gemeenten? Zullen er middelen ingehouden worden ten voordele van het Gewest om de geloofsgemeenschappen mee te financieren?

- Kan u uiteenzetten welke procedure op poten wordt gezet voor grote investeringen of herstellingswerken bij het patrimonium van de geloofsgemeenschappen?

Hoe vermijdt u dat deze hervorming leidt tot meer bureaucratie en een logger financieringssysteem, waardoor bepaalde geloofsgemeenschappen geen erkenning meer zullen aanvragen en dus ook geen enkele vorm van gewestelijke controle meer dreigt te bestaan van hun financieringsstromen en mogelijke buitenlandse invloed?
 
 
Antwoord    Het advies van de Raad van State is ons toegestuurd in de maand juni en wordt momenteel onderzocht door mijn diensten. Het is in grote mate gunstig over het voorontwerp van ordonnantie.

Er staat een nieuwe vergadering met de gemandateerde vertegenwoordigers van de erkende erediensten gepland op 27 oktober 2020. Voor het overige verwijs ik u naar het antwoord op vraag nr. 195 van mevrouw Fremault ter zake. Bovendien hebben de erkende erediensten naar aanleiding van vorige bijeenkomsten alvast hun vragen kunnen stellen, hun bezorgdheid geuit en hun commentaar verstrekt en hiermee is rekening gehouden.

Het voorontwerp van ordonnantie heeft tot doel de uitoefening van de erkende erediensten te organiseren, te financieren en te controleren. De aspecten van deze hervorming zijn zuiver administratief. Het is dus geen gelegenheid om een dialoog met de erediensten te institutionaliseren. Die dialoog kan inderdaad plaatsvinden, maar op een ander niveau en in een ander kader.

De lopende hervorming vereist in dit stadium geen bijkomende aanwervingen van gewestelijk personeel. Indien de vragen om raad bij investeringswerken aan gebouwen bestemd voor de uitoefening van de erediensten te talrijk zouden worden kan dit opnieuw worden bekeken.

Over de budgettaire weerslag van deze hervorming verwijs ik u naar het antwoord op vraag nr. 195 van mevrouw Frémault en naar het antwoord op uw eigen vraag nr. 196.

De gemeenten zullen geen extra verplichte uitgaven moeten dragen wat betreft de uitoefening van de eredienst.


Voor wat betreft de procedure die wordt ingevoerd voor zware investeringen en herstellingen aan het erfgoed van geloofsgemeenschappen verwijs ik u eveneens naar het antwoord op vraag nr. 195 van mevrouw Frémault. Bovendien moet, zoals bij alle openbare instellingen, een onderscheid gemaakt worden tussen privé en openbaar patrimonium. Wat betreft de instellingen belast met het beheer van de materiële belangen van een plaatselijke gemeenschap betreft het concept van openbaar patrimonium het gebouw bestemd voor de uitoefening van de eredienst. Enkel dat openbaar patrimonium kan het voorwerp uitmaken van een gewestelijke toelage. Niettemin is de aandacht van de Regering gevestigd op de problematiek van het onderhoud van privé patrimonium. Zoals reeds vermeld, kan dit onderhoud in geen geval ten laste komen van een gewestelijke financiële tussenkomst in het kader van de uitvoering van de eredienst. Dit is de reden waarom het voorontwerp van ordonnantie de mogelijkheid voorziet van een reservefonds. Dat fonds moet door de inkomsten van het privé patrimonium gevoed worden en kan enkel gebruikt worden voor het onderhoud van dat erfgoed.


Wat betreft de problematiek van ongewenste buitenlandse financiering, wens ik uw aandacht te vestigen op het feit dat het Gewest niet de bevoegdheid heeft om dit aspect te organiseren. Niettemin, en dit zijn derhalve onvermijdelijke administratieve formaliteiten, voorziet het ontwerp de giften en legaten te onderwerpen aan een bijzonder machtigingstoezicht. Met andere woorden zullen de instellingen geen gift of legaat mogen aanvaarden zonder de voorafgaandelijke machtiging van de Regering of de gedelegeerde Minister. Het spreekt vanzelf dat, in geval van inlichtingen uitgaande van bevoegde instanties zoals de Staatsveiligheid, via de Minister van Justitie de machtiging geweigerd zal kunnen worden.